Interview

‘Wat ik heb gemist in mijn jeugd, hoop ik te voeden.’

Edson da Conceicao (1987) is een Nederlandse filmregisseur, geboren en getogen in de Rotterdamse wijk Spangen.
Door
Dirk Monsma
&
Jun 2020
Edson da Conceicao (1987) presenteerde op het International Film Festival Rotterdam (IFFR) 2020 zijn film Porfotto. In de korte film maken drie Spangense vrienden Em, Moreno en Kyon bij een overval een flinke som geld buit. Helaas lost deze weelde niet hun problemen op, integendeel. De film was ook te zien in de programmering van het IFFR voor het voortgezet onderwijs. Na afloop sprak de Rotterdamse filmer daar met de leerlingen. Edson: ‘De eerste vraag die ik kreeg was: wat gebeurt er met Kyon en wanneer verschijnt deel 2? Er was een jongen van twaalf die vroeg: waarom heb je ze laten schieten?'

Edson da Conceicao houdt kantoor in Poundcake Studios aan de Westzeedijk. Een moderne omgeving met goed geoutilleerde muziekstudio’s achter een gevel die herinneringen oproept aan stoomboten. Nu maken jonge mensen van alle nationaliteiten hier muziek. Edson: ‘Ik heb over het schieten aan de jongen uitgelegd dat Kyon vanuit urgentie schiet, omdat hij zichzelf wilde bewijzen. Hij zei: ik vind schieten gewoon eng. Ik zei: goed zo, houden zo. Bij de omroep en het filmfonds zeggen ze: we krijgen die kids van elf, twaalf, dertien niet te pakken. Met korte films lukt dat. Je moet ze zien als volwassenen waarvoor je een verhaal maakt wat dichtbij hen komt. Voor kids uit achterstandswijken is de film herkenbaar. Als ik uitleg waar de film over gaat, dan zeggen ze: Ja, gewoon toch die jongens, je kent ze toch allemaal, eentje lijkt op een vriend van me.’

Met Porfotto studeerde Edson in 2019 af aan de Nederlandse Filmacademie. Wegens de Rotterdamse straattaal is de film ondertiteld. Edson: ‘Ik ben opgegroeid in Spangen en wilde die wijk laten zien zoals ik die ken. Geen wolkenkrabbers zoals in de Bijlmer, maar gebouwen van vier verdiepingen die het Rotterdamse straatleven neerzetten. Voor een realistisch beeld wilde ik dat die jongens en meiden hun eigen taal spreken. Er zijn films die straatleven laten zien waar de acteurs netjes ABN praten, omdat het verstaanbaar moet zijn voor iedereen. Dat vind ik tenenkrommend. Er is een oudere generatie, die nog een combinatie van straattaal met ABN spreekt, maar deze jongeren zitten al op een veel heftiger niveau. Het is een eigen taal die is ontstaan vanuit behoefte aan vereniging, om een eigen taal te hebben die alleen zij in hun groep spreken, omdat de maatschappij hen het gevoel geeft dat ze hier niet thuishoren. Vaak gebruiken ze ook straattaal in het criminele milieu omdat er dingen gebeuren, waarvan zij niet willen dat iedereen het snapt.’

Verhalen vertellen

Edson: ‘Een van mijn eerste herinneringen is dat ik een schriftje had - ik was vier, vijf jaar - en was aan het fantaseren. Met verhalen ben ik opgegroeid, vooral horror over bepaalde geesten of bijgelovigheid. Daar werd onder vriendinnen van mijn moeder of met vrienden van mijn pa over verteld. Als kind mocht je dat niet horen omdat het eng was, maar als ik zat te spelen, luisterde ik natuurlijk met een half oor. Bijgelovigheid in prachtige fantasieverhalen over katten of heksen die met elkaar praten is een fenomeen in de Kaapverdiaanse cultuur.’

Op de basisschool kreeg hij in de zomervakantie een Rotterdamboekje mee, met daarin ook suggesties voor het bezoek aan een tentoonstelling. Hij ging naar zijn moeder toe en zei dat hij weleens naar een museum zou willen. Edson: ‘Ik weet dat mijn moeder zei: daar ga je niks aan vinden, je kan beter gaan zwemmen. Zij vond musea zelf heel saai. Bij mijn eerste bioscoopbezoek - waarschijnlijk een commerciële film in Pathé - was ik een jaar of vijftien. Mijn herinnering is dat ik tegen mijn vrienden vertelde dat ik nog nooit naar de bioscoop was geweest, en dat ze mij echt raar aankeken. Dus ik had een grote afstand tot cultuur.

Muziek is iets heel anders. Muziek hoort bij een Kaapverdiaanse achtergrond, het is heel groot, het zit in het DNA. Verhalen vertellen en muziek kregen nooit het stempel van cultuur, want daar groeide je gewoon mee op. Films kijken op televisie was standaard. Ik keek actiefilms, comedy, Mister Bean, dat waren dingen die mijn moeder ook leuk vond. Dat ik film zou kunnen studeren was nooit iets dat ik besefte.’

Op de Lucia Petrus Mavo ontwikkelde hij tijdens de ckv-lessen een karatefilm en later met een vriend een animatiefilmpje. Hij knutselden met film, ontwikkelden technieken om te monteren, bedachten effecten. Hij realiseerde zich meer over de maakprocessen en hoorde van iemand dat je op het Grafisch Lyceum 3D animatie zou kunnen maken. Edson: ‘Dat triggerde me. Op de open dag van het Grafisch Lyceum werd ik verliefd op wat ik daar zag, maar ik moest mijn ouders overtuigen. Ik ging naar huis en ik weet nog dat ik tegen mijn moeder zei: dit is echt wat ik tof vind. Mijn moeder zei: ik wil eerst kijken, ik ga met je mee. Daarna zei ze: dit is echt iets voor jou!’

Eager

Hoewel Edson 3D animatie wilde gaan doen, zag hij in het eerste jaar op het Grafisch Lyceum ook film en video als mogelijkheid aangeboden. Hij besloot zich voor beide vakken aan te melden en na het eerste jaar te kiezen voor het vak met het hoogste cijfer. Voor film en video kreeg hij het cijfer negen.

Edson: ‘Op de eerste schooldag stonden we in een kring met alle leerlingen die dat hadden gekozen, twintig man of zo, en iedereen ging zichzelf voorstellen. Zo van: ik ben die en die, ik heb altijd gedroomd om films te maken, en mijn ouders zijn dit en dat. Vanaf mijn derde jaar ben ik al met een eigen camera op pad geweest. Ik dacht ik: oké, dat heb ik niet, ik heb gekozen vanwege die negen. Dat gaf mij een gevoel van: ik moet door mijn achtergrond wel echt doorzetten. Daarom was ik eager en liep ver vooruit, waardoor ik soms bij bepaalde vakken meer wist dan de docent.’

Edson studeerde af bij het Grafisch Lyceum met een korte film. In het laatste jaar, kwam hij erachter dat er een filmacademie bestond en ontdekte de regisseursrol door stages. In 2008 waren de studenten op de Nederlandse Filmacademie in Amsterdam meestal 25 jaar en ouder. Hij was 18 jaar.

Edson: ‘Ze waren op zoek naar studenten die levenservaring hadden. Dat is nu anders, maar toentertijd was dat een vereiste. Ik dacht: ik ga me niet meteen aanmelden voor de filmacademie. Rond die tijd kwam mijn moeder met een krantenknipsel. Ze zei: dit is echt interessant, ze zochten jongeren bij de film Carmen van het Noorden die zou worden gemaakt in een traject waarbij jongeren uit Rotterdam zich konden aanmelden voor workshops. Ik las het en dacht: dit is misschien wel goed om die filmwereld in te komen. Ik meldde me aan en werd de volgende dag gebeld met de vraag of ik op gesprek zou willen komen omdat ze een stagiaire zochten. Na een kennismaking met de productieleider werd ik aangenomen. Door mijn opleiding deed ik geluid, camera, montage, regie, want ik mocht zelf filmpjes maken die ze gebruikten als marketingtool. Het was een soort mini-filmacademie voor mij.’

Na die periode werd hij expert in het maken van digitale backups van films, waardoor de aanmelding voor de academie van jaar tot jaar verschoof. Wat hij leerde was luisteren, want data- en video-assistent is een saaie baan. Hij volgde de gesprekken van acteurs, de regisseur en de opnameleider, zoals hij als kind met een half oor meeleefde met de verhalen thuis bij zijn ouders.

Fuck

Edson: ‘Iemand zei tegen me: je zegt elk jaar dat jij je voor de Filmacademie gaat aanmelden, maar je hebt het nooit gedaan. Misschien zat er bij mij angst om niet te worden aangenomen, want het is een heftige selectie. Zeker 150 mensen melden zich aan en toentertijd werden er zes aangenomen. Ik stuurde een korte film in die goed was, maar kreeg een brief van de Filmacademie dat ik op de reservelijst terecht was gekomen. Ik zat niet bij de zes, misschien bij de zeven of acht, en twee maanden later kreeg ik een brief: niemand is afgevallen, je bent alsnog afgewezen. Mijn ego was gekrenkt en ik dacht: fuck die Filmacademie. Ik heb vijf jaar ervaring lopen opdoen, dit is toch wat ze willen?’

Daarna werkte hij bij een video-agentschap, waar hij vooral commercials deed. Na een jaar knallen wilde hij het toch weer de Filmacademie proberen.

Edson: ‘De aanmeldingsfilm, als ik er nu op terug kijk, was niet goed gemaakt en ik kreeg meteen een brief terug dat ik niet door was naar de tweede ronde. Toen was ik echt pissed, ik was er echt klaar mee. Ik weet nog dat ik dacht: nu ga ik op mijn eigen houtje verder.

Straatfilms

De route naar regie, zeker voor iemand met mijn achtergrond, is lastig. Als donkere jongen die regisseur wil worden, moet je je altijd extra bewijzen, heb ik het gevoel. Als ik ergens aanklopte en ik zei: ik wil regisseur worden, dan was het: oké, maar wat heb je dan gemaakt? Ja, videoclipjes. Daarbij ben ik niet opgegroeid met cultuur en had niet de juiste mensen om me heen die me konden begeleiden. Wat ik later op de Filmacademie hoorde van medestudenten was: ja, mijn vader is kunstenaar… Kijk, mijn moeder is schoonmaakster en mijn vader is niet meer in beeld. Snap je? Ik dacht na de tweede afwijzing: ik ga een film maken op mijn eigen manier puur voor mijn eigen plezier over een thema wat me raakt. Die film ging over een jongen die in contact komt met zijn vader en aan het eind van die film vertrekt die vader weer. Toen de film af was, dat was in december en de aanmeldingen zouden in februari zijn, zeiden een aantal mensen tegen mij: je hebt nu een film gemaakt, dan kan je hem net zo goed inleveren. Ik stuurde de film naar de Filmacademie op en mocht langskomen voor een tweede gesprek en werd toen wel aangenomen. Vanwege mijn persoonlijke verhaal, denk ik.’

‘Bij de vakken regie en scenario op de Filmacademie leerde ik mijzelf kennen. Ik leerde praktische elementen zoals onder groepsdruk werken en mensen aansturen. Hoe ga je daarmee om? Het is een managementfunctie met tegelijkertijd het creatieve. Met vragen over je zelf: wat wil ik vertellen, wat voor regisseur ben ik, wat raakt mij als maker, hoe ga ik dat overbrengen? Er opende zich voor mij een wereld waar gepraat werd over film, waarbij ik kennis maakt met veel soorten film en uitleg daarover. Dat creatieve proces, juist het abstracte, daar groeide ik ontzettend in. Ik ging er als een puppy in en kwam er volwassen uit.

Ik wil films laten zien waarin mensen die clichématig denken, dieper worden meegenomen in de vertelling, zodat ze begrijpen waarom jongens worden gevormd zoals ze in de film Porfotto zijn te zien. Waardoor de kijker, als ze die jongens op straat zien, niet meteen denkt: ze zijn crimineel, maar dat hij denkt: het zijn jongens die misschien wel de verkeerde keuzes maken, ze zijn crimineel, maar het zijn toch jongens. Daar heb ik weinig films over gezien. Het menselijk maken gedurende de film, daar zit iets zachts in. Dat heeft mijn moeder misschien wel het mooiste verwoord met: je maakt harde films met een zachte kern. Ik ben de maker die grenzen wil opzoeken, die tegen schenen aanschopt en een andere kant laat zien. Ik heb niet zozeer een favoriete regisseur, maar favoriete films, zoals de Franse film La Haine uit 1995 van Mathieu Kassovitz. Dat vind ik een prachtige film over drie vrienden in de banlieu van Parijs. De Braziliaanse film City of God uit 2002 van Fernando Meirelles en Kátia Lund over de Braziliaanse favela. Les Miserables uit 2019 geregisseerd door Ladj Ly is geweldig. Ik ben blij dat Porfotto niet later is uit gekomen dan Les Miserables, anders zouden ze zeggen dat het daarop was geïnspireerd. Ik las een interview met Ladj Ly, hij zegt eigenlijk precies dezelfde dingen die ik ook zeg, dat hij de andere kant wil laten zien. Dat is zo tof, dat ik niet de enige ben die met die missie bezig is. De films die ik net opnoem vallen voor mij onder het genre Straatfilms. Een niet bestaand genre die ik zelf heb bedacht. Dat zijn films die niet zozeer gaan over criminaliteit, maar over sociaal-maatschappelijk problemen. In Porfotto gaat het over het soort jongeren waartussen ik opgroeide, met een Surinaamse en Antilliaanse achtergrond, ik hoop binnenkort een verhaal te maken over mijn Kaapverdische roots.’

Educatie

Ik was altijd de braafste van de klas. Ik herinner me van de middelbare school dat een paar klasgenoten in de pauze vroegen of ik mee ging, maar ik bleef liever binnen mijn brood opeten. Later bleek dat zij iemand hadden beroofd en werden gepakt. Hoe anders zou mijn leven eruit hebben gezien als ik was meegegaan? Als ik was opgegroeid in een culturele omgeving, was ik dan al op mijn 25e regisseur geweest? Had ik dan meer tijd gehad om meer dingen te durven? Dat weet ik niet. Vanuit dit soort motieven wil ik educatie doen met jongeren, jonge mensen wakker maken, om te vertellen dat kunst en cultuur bestaat. Juist voor de jongeren die daar zo ver vanaf staan. Want precies zoals mijn moeder, die vroeger dacht dat musea saai zijn, zo denken veel ouders in de wat lagere klassen. Ik wil workshops aan jongeren geven met het idee: word wakker! Wat ik heb gemist in mijn jeugd, hoop ik te voeden, ik hoop hun te raken en een zaadje te planten. Ik hoop dat ik met mijn workshops jongeren kan inspireren om hun eigen verhaal te vertellen.’

Kader: Wie is Edson?

Edson de Conceicao maakte in zijn derde jaar op de Nederlandse Filmacademie de commercial Hooligans (2017) en de korte film Eindhalte (2018). Tussen zijn derde en vierde jaar filmde hij Safe Haven (2019). Hij studeerde af met twee korte films Mania (2019) en Porfotto (2019). Gedurende het IFFR 2020 verzorgde hij een educatief programma voor het voortgezet onderwijs. Daarnaast is er gedurende het hele jaar een educatieprogramma voor middelbare scholen van IFFR met Digital Playground en Edson. Op school kijken de leerlingen naar de film. Bij Digital Playground volgen ze een masterclass waarin Edson vertelt over hoe hij met beeldtaal zijn eigen keuzes maakt. Met die informatie gaan de leerlingen aan de slag.

Meer interviews