Wellicht het bekendste en meest besproken project van Mothership was Brandgrens waarbij op 14 mei met krachtige lichtkanonnen de grillige contour van het in 1940 weggevaagde Rotterdamse stadshart op de wolken werd geprojecteerd. Maar ook The Guard van Hans van Bentem op het skatepark op de Westblaak, de dichtregel “De omgeving van de mens is de medemens” van Jules Deelder aan de Nieuwe Binnenweg en de Graffiti-Briljant van Transister aan de Oostzeedijk behoren inmiddels onmiskenbaar bij de stad. Binnenkort worden twee nieuwe opvallende kunstwerken opgeleverd waarvan Mothership de producent is: Horn of Plenty, de 11.000 m2 grote beschildering op de binnenkant van de nieuwe Markthal door Arno Coenen en het Dobberend Bos van Jorge Bakker in de Rijnhaven.
“Ik ben op latere leeftijd naar de kunstacademie gegaan, ik was 31 toen ik werd toegelaten en met de avondopleiding begon. Dat had alles met mijn familie-achtergrond te maken. Ik ben geboren in een familie van Jehova’s Getuigen en daarmee was het kunstenaarschap niet echt een voor de hand liggende ambitie. Ik was commercieel directeur, ik zette een importeurschap op voor een Duitse fabriek in torenkranen. Omdat ik zelf langs de deuren had gelopen met De Wachttoren kon ik erg goed praten, dus die commerciële baan lag me daarom wel. Ik had geleerd hoe je om moet gaan met mensen die direct ‘nee’ zeiden, ik wist hoe ik mijn voet tussen de deur moest krijgen. Ik heb al jong geleerd me niet te laten kennen bij een afwijzende reactie en de moed er in te houden.
Directeur zijn kon ik wel, maar ik vond het niet leuk. Ondanks het commerciële succes wilde ik heel graag naar de academie. Al op de middelbare school was ik altijd aan het bouwen en knutselen, maakte ik buiten op de patio grote constructies waarvoor ik negens en tienen kreeg. Heel bewust heb ik op een gegeven moment toch voor de kunstacademie gekozen. In een gesprek met een goede vriendin over geluk in het leven viel voor mij het kwartje: ik ga gewoon de avondopleiding doen, naast m’n baan.
Tweedekans kunstenaar
Ik laadde al het werk dat ik had gemaakt en dat bewaard was gebleven in een aanhangwagen en met die wagen vol spullen reed ik naar de toelating. Ik stampte een heel klaslokaal vol spullen en ik werd aangenomen. Vier jaar later studeerde ik af als autonoom kunstenaar met als specialisme driedimensionaal. Op de dag van mijn diploma-uitreiking heb ik, heel theatraal, als een soort feestje, mijn ontslagbrief ingediend. Ik verkocht mijn huis en auto en begon mijn kunstenaarschap.
De tijd op de academie was een leuke, maar ook heel intensieve tijd. Ik zat in een klas met allemaal tweedekansers, mensen die erg eager zijn om hun ding te doen; ieder van ons deed de kunstacademie naast een baan. Het was een hechte groep; ik heb er mijn vrouw ontmoet. Met de dagstudenten hadden we geen aansluiting, maar de docenten gaven ons energie. Overdag een bedrijf runnen en ’s avonds studeren kan alleen als je heel gemotiveerd bent. Ik probeerde de studie zoveel mogelijk naar mijn hand te zetten en de docenten begrepen dat, die herkenden mijn ambitie.
Mijn kunstenaarschap begon niet slecht. Ik verkocht hier en daar wat, had tentoonstellingen en kreeg aandacht. Ik maakte een ontwerp voor een digitale grafsteen en daarmee scoorde ik veel publiciteit. Waar ik me geen rekenschap van had gegeven is de eenzaamheid van het vak. Ik zat in mijn atelier, een megagrote zolder, een soort antikraak, te warm in de zomer en te koud in de winter. Ik zat er ’s ochtends vroeg al, want ik had mijn oude werkritme van de bouw nog, maar had veel te weinig aanspraak. De motivatie in jezelf vinden om in je eentje aan de slag te gaan, dat vond ik het moeilijkste van het vak.
Showroom MAMA
Inmiddels was ik in contact gekomen met Boris van Berkum, ik kreeg een tentoonstelling bij Showroom MAMA die hij net had opgezet. Boris vroeg of ik voor hem wilde komen werken, maar ik dat wees ik af. Ik wilde niet onder hem werken, maar wel met hem samenwerken. Dat hebben we toen zo geregeld. Ik kwam terecht in een wereld die ik helemaal niet kende: die van een culturele instelling met een bestuur dat eindverantwoordelijk was en met subsidies. Showroom MAMA had een heel stevig bestuur met goede relaties met de gemeente. Een enorme eye opener. Ik was tot op dat moment alleen de commerciële wereld van de bv’s gewend.
Ik heb jaren met Boris samengewerkt en MAMA gerund. We vulden elkaar goed aan, Boris was niet zo gestructureerd en ik wel. Ik heb er een heel leuke tijd gehad, maar het was in het begon niet makkelijk. Veel ploeteren, elke maand was het een gevecht om die dure ruimte te kunnen betalen. Op een gegeven moment kregen we structurele subsidie van de gemeente en dat werd gematched door het rijk. Toen werd het wat makkelijker. Achteraf hoorden we dat de Showroom door de politiek als goed voorbeeld van jongerencultuur werd gezien; politici liepen graag met ons te koop. Maar dat ontging ons op dat moment helemaal. Ik ben nog steeds connected met MAMA, ik ben er trots op dat ik er aan heb meegewerkt.
Enter the Mothership
Boris en ik hadden Mothership oorspronkelijk opgericht om met commerciële projecten geld te verdienen voor MAMA, eigenlijk met het idee om MAMA op den duur onafhankelijk te maken van structurele subsidie. Dus dat deden we toen al, cultureel ondernemerschap. Maar Boris ging een andere kant op, hij wilde meer museaal tentoonstellen en ik was eigenlijk vooral bezig met opdrachten en klanten. Toen we ook problemen kregen met de rijkssubsidie en het Mondriaan Fonds ook moeilijk ging doen besloten we uit elkaar te gaan. We hadden het gevoel dat we niet beloond maar bestraft werden voor ons succes als cultureel ondernemer. Ik kocht Boris uit en ging in 2004 door met Mothership en maakte er een organisatie van die zonder subsidie, gewoon op commerciële basis, kunstprojecten kan realiseren in de publieke ruimte.
Toen ik me losmaakte van Showroom MAMA en met Mothership doorging besloot ik niet langer zelf kunstenaar te zijn. In Mothership kan ik alles verenigen wat mij drijft. Alles komt samen in Mothership: mijn liefde voor de kunst, mijn missie om kunst onder de mensen te brengen en het regelwerk, het bemiddelen tussen kunstenaar en opdrachtgever. Maar ook met mijn achtergrond als verkoper. Dat zijn de pijlers waarop ik Mothership heb opgebouwd. Dit is alles wat ik wil; ik ben er van overtuigd dat ik sterf in dit harnas.
Inmiddels werkt Mothership in heel Nederland. We hebben nu zo tussen de 250 en 300 werken gerealiseerd. Veel projecten waarmee we beginnen worden uiteindelijk niet gerealiseerd. In het begin lukte één op de tien, nu drie op de tien. Vaak krijg je de financiering van een schetsplan niet rond of wordt er toch voor een andere kunstenaar gekozen. Mothership groeide de afgelopen jaren door de economische terugval langzaam. Soms hadden we aan het eind van het jaar een plusje, soms een minnetje, maar over de hele periode speelden we kiet en nu is er weer wat groei. Er werken op dit moment tien mensen bij Mothership. We zijn een hechte groep; nu pas gaat de eerste weg. Er werken niet veel beeldend kunstenaars, we zijn eigenlijk allemaal regelaars, dienstverleners, bemiddelaars, geen kunstenaars die zelf ontwerpen.
De stijl van Mothership
Mijn missie is eigenlijk simpel: ik wil een groot publiek enthousiast krijgen voor kunst. Juist bij kunst in de publieke ruimte is het publiek erg breed. Wij maken werk dat goed toegankelijk is, dat met het hart te begrijpen is, niet met de hersenen. We werken niet voor publiek dat makkelijk een kaartje voor een museum koopt. Wij willen met onze kunst toegankelijk en begrijpelijk zijn. We willen geen kunst brengen waarvoor je gestudeerd moet hebben om het te begrijpen. Mensen hoeven niet te weten dat het kunst is, als ze er maar van kunnen genieten. We werken in de traditie van de pop art. Ik vind het werk van Rotterdamse kunstenaars als Cor Kraat en Hans Citroen, hun vroegere samenwerking in ‘Kunst en Vaarwerk’, voor ons een groot voorbeeld. Er is langzamerhand wel een eigen Mothership-stijl gegroeid. Misschien zou je onze stijl, ons palet, wel die typische ‘Rotterdamse stijl’ kunnen noemen.
Ik kende al een aantal kunstenaars van MAMA en het adresboekje breidde zich daarna uit. Soms melden kunstenaars zich uit eigen initiatief bij ons, al dan niet met een plan. Anders dan een galerie hebben wij niet een vaste ‘stal’ van kunstenaars, we hebben geen exclusieve contracten met ze. Dat willen we ook niet, we willen voor iedere opdracht de beste kunstenaar uit kunnen zoeken. De taakverdeling tussen Mothership en de kunstenaar varieert. Sommige kunstenaars hebben de ambitie om bijna alles zelf te doen, dat is prima. Bij ons komen kunstenaars die een deel, soms een groot deel van het werk aan ons overlaten. Als het nodig is doen wij alles, behalve het maken van het schetsontwerp want dat is het creëren van het kunstwerk. Ik vind wel dat een kunstenaar moeite moet doen om te weten hoe het werkt en mee moet blijven lezen in de begroting en de contracten, zich niet moet laten belazeren. Ik vraag me bij de selectie van kunstenaars ook niet af of ze ‘goed’ zijn, wel of ze ‘lief’ zijn. Daarmee bedoel ik: kun je met ze werken? Kun je er een werkbare verhouding mee hebben? Houden ze zich aan de afspraken? En ze moeten ‘ruimte’ aan kunnen. Het grote formaat van kunst in de publieke ruimte kent eigen wetmatigheden, is anders dan atelierkunst. En ze moeten in het palet van Mothership passen.
Selectie van kunstenaars
Ik ga niet actief op pad om kunstenaars te vinden door het bezoeken van ateliers of tentoonstellingen. Het hoeft ook eigenlijk niet, we krijgen voldoende aanbod en via internet zien we heel veel. Eigenlijk komen de meeste nieuwe kunstenaars bij ons binnen via de kunstenaars met wie we al eerder werkten, die vragen we naar talenten die hen opvallen. Kunstenaars dragen elkaar aan, zitten vaak op dezelfde golflengte. Ze weten wie er in ons palet passen.
Je zegt dat er vooral jonge blanke mannelijke kunstenaars met Mothership werken? Dat is zeker geen bewuste keuze. We denken niet: zijn we zwart of wit? De eerste jaren waren we wel een jongensclub, dat hebben we toen veranderd; we zijn nu ongeveer 50/50. En de laatste jaren hebben we veel werk van vrouwelijke kunstenaars gerealiseerd. In de beeldende kunst zijn vrouwen sowieso al in de meerderheid en dat begint nu ook in de wereld van de kunst in de buitenruimte zichtbaar te worden. Kunstenaars met een niet-westerse herkomst in deze sector van de beeldende kunst zijn er nauwelijks, eigenlijk alleen wat in de graffiti scene. Dat is een aanbodprobleem.
Opdrachtgever
Het initiatief voor een project ligt soms bij de kunstenaar die met een plan komt, soms bij de opdrachtgever die een kunstenaar zoekt voor een bepaalde plek of een bepaald doel. Een duidelijke ontwikkeling de laatste tijd is dat opdrachtgevers naar ons toekomen met de vraag naar matching van het budget. De opdrachtgever is dan niet in staat het project helemaal zelf te betalen en wij moeten op zoek naar aanvullende middelen. Zoals materiaalsponsoring, want geld geeft men nog maar zelden. Wij zoeken dan partners, kijken wie er nog meer belang bij de realisering van het project kan hebben. Welke bedrijven zouden dit project willen dragen? Dat is een andere manier van denken, maar het is wel de tendens.
We hebben geen particuliere markt, we werken met organisaties als opdrachtgever. We werken met allerlei soorten opdrachtgevers: overheden, woningbouwverenigingen. Een groeiende groep zijn projectontwikkelaars. Die hebben tegenwoordig het probleem dat ze panden ontwikkelen maar moeilijk aan huurders of afnemers kunnen komen. Wij maken met onze kunstprojecten hun panden aantrekkelijk door ze bijzonder te maken, door ze een toegevoegde waarde te geven. Daarmee worden ze beter verkoop- en verhuurbaar. Wat we de laatste jaren niet meer doen zijn festivals. Dat hebben we in het begin wel gedaan, maar de festivals hebben praktisch geen budget meer.
Subsidies
Het is duidelijk dat de overheid zich terugtrekt. Dat betekent aan de ene kant minder geld voor kunst, maar aan de andere kant ook dat in de kunstwereld op een andere manier dingen worden geïnitieerd. Ik zie veel jonge kunstenaars en kleine clubjes dingen doen, uit liefde en niet om de subsidie. Een jongehondenmentaliteit. Er zijn allerlei initiatieven opgekomen, zoals de Opperclaes, De Witte Slagerij, Bier & Brood. Ik ben niet tegen het subsidiëren van kunst, subsidie heeft ook een doel en kan iets veroorzaken. Maar het is belangrijk dat er naast het subsidiecircuit ook van alles gebeurt. Toen ik van de academie kwam was het aanvragen van een startstipendium het eerste wat je deed en zo rolde je van de ene subsidie in de andere. Dat is nu niet meer het geval en dat heeft ook een positieve kant.
Ik ben nu zo’n negen en een half jaar uit de subsidiewereld weg. Toen we in MAMA nog met subsidies werkten was alles veel minder strikt dan nu. Er wordt nu veel te veel verantwoording vooraf gevraagd. Tegenwoordig moet je eerst uitgebreide plannen schrijven. Ik ben er voor dat de overheid subsidie geeft op basis van vertrouwen in een kunstenaar en project en dan achteraf controleert wat er is gebeurd. Tegenwoordig is een kunstenaar teveel een plannenschrijver die te weinig tijd overhoudt voor een zorgvuldige uitvoering. Het aanvragen van subsidies is een bedrijfstak op zich geworden. Ik zou het willen omdraaien: geen uitvoerige plannen schrijven, maar uitvoeren, doen en dan achteraf beoordeling door de subsidiegever. Laat de subsidiegever zelf de verantwoordelijkheid nemen en opdrachtgever worden.
Threesome
Het stageproject Threesome hebben we op eigen initiatief voorgelegd aan de nieuwe directie van de Willem de Kooning Academie. Ik zit in de werkveldcommissie van de opleiding Vrijetijdsmanagement van de academie en zowel wij als de directie wilden de opleiding versterken met een helder profiel waarin management en cultuur worden gekoppeld. Dat vind ik zelf van groot belang. Een knelpunt is namelijk dat de studenten nu wel leren plannen te schrijven, een plan van aanpak en een marketingplan, maar ze leren niet goed om die plannen ook uit te voeren, daadwerkelijk te produceren. Het regelen en verkopen van plannen komt in de opleidingen vaak op de tweede plaats. Terwijl jongens en meiden die iets kunnen regelen goud waard zijn.
Bij Threesome strijden twee teams van drie derdejaars studenten van verschillende disciplines tegen elkaar bij het verwerven, ontwikkelen en uitvoeren van projecten. Die projecten zijn echt, de studenten werken direct voor mijn klanten aan bestaande, wat kleinere projecten. De teams zijn kleine Mothershipjes. We geven ze bij de start veel vertrouwen, laten ze alles zelf uitzoeken, we vertellen ze niets. Vlak voor de presentatie aan de klant presenteren ze voor ons en het andere team en daarna kunnen ze hun plan bijschaven. De klant kiest. Slaagt het project, dan krijgen ze ook alle credits. Zo realiseren we vijf tot acht opdrachten in een half jaar tijd. Het is hard werken voor de studenten en ze maken in het begin allemaal dezelfde fout: ze steken tachtig procent van hun tijd in het maken van een plan van aanpak en gaan dan pas beginnen. Het traject is een hele mooie kans voor studenten, maar helaas kost het moeite om ze te werven. Het is moeilijk omdat de stage periodes niet gelijk lopen waardoor niet alle studenten tegelijk stage kunnen lopen.
Toptalenten
We hebben als Nederland op verschillende terreinen van de kunst toptalenten die internationaal meetellen, in de muziek, dj’s, architecten, designers, grafische kunstenaars. In de wereld van de beeldende kunst tellen we niet echt mee in de internationale top, niet omdat we geen talent hebben, maar omdat we een te kleine infrastructuur hebben van bemiddelaars, galeries en producenten om de kunstenaars verder te brengen. Ik denk altijd maar aan het voorbeeld van Anton Geesink. Door zijn rolmodel, zijn grote populariteit als Olympisch kampioen onder de kids kwamen overal judoscholen, deze gingen weer tegen elkaar sporten in competities en daardoor kwamen talenten boven drijven. Eerst was het judo en karate, nu is het kick boksen. Daarom draagt Nederland bij aan de wereldtop van het kick boksen en dat komt dus door de infrastructuur van sportscholen, trainers, managers en makelaars die door de jaren heen is gegroeid en de basis heeft gelegd voor wereldsucces. Dus: we hebben een voorbeeld, mensen worden enthousiast, er komt vraag en daardoor ontstaat er een infrastructuur en een markt. Dat zou ik ook voor de beeldende kunst willen. Meer voorbeelden, meer rolmodellen, meer bemiddelaars, waardoor kunstenaars naar een hoger en internationaler plan kunnen worden getild. Ik zou willen dat het rijk, het ministerie van OCW, daarin meer gaat investeren in.
We missen in Rotterdam en in Nederland een sterke infrastructuur van goede galeries, en een ontwikkelde kunstmarkt. We hebben meer bemiddelaars, mediators, galeriehouders en kunstproducenten nodig die een brug slaan tussen opdrachtgevers en kunstenaars. Ik wil meer concurrentie. Hopelijk worden de studenten die wij bij Threesome opleiden onze concurrenten, beginnen ze voor zichzelf. Ook zij zullen uiteindelijk een eigen stijl kiezen, een eigen markt creëren met eigen klanten, een eigen palet voeren, net zoals Mothership nu voor een eigen ‘Rotterdamse’ stijl staat. Daar wordt de markt alleen maar beter van.” —EV & HB
Jeroen Everaert
Geboren: 24 juli 1965, Dordrecht
Opleiding: Academie van Beeldende KunstenRotterdam, 1995–1998
1988–1998: commerciële functies bij bedrijven in o.a. ladders, later hoogwerkers en torenkranen
1998–1999: beeldend kunstenaar (16 tentoonstellingen en 6 opdrachten)
1999–2005: directeur (samen met kunstenaar Boris van Berkum) van Showroom MAMA in de Witte de Withstraat (ca. 40 tentoonstellingen en 80 kunstprojecten buiten de muren)
2005–heden: directeur Mothership bv. (meer dan 250 projecten met ca. 100 kunstenaars)
2012–heden: oprichter Threesome (stage), oprichter/eigenaar House of Ababa, oprichter/directeur Mothership Art Foundation
1998 tot heden: bestuurslid van diverse culturele organisaties, lid van jury’s, ambassadeur Stadsinitiatief