Architectuur

Drie panden aan het Heemraadsplein

Drie panden aan het Heemraadsplein, het blokje 18-17-16, en het plein zelf. Ontstaan aan het begin van de vorige eeuw vertellen ze over de ontwikkelingen daar, sinds toen tot vandaag. Dit artikel ontstond toen een van de bewoners vroeg om een ‘dossier’ van zijn woning. Onderzoek leverde veel gegevens op, over het verleden van die drie panden zelf, maar ook over de mensen die er gewoond en gewerkt hebben. “A house is not a home / without the people living there”, een liedje van Burt Bacharach en Hal David (1964), werd motto van mijn onderzoek, en van dit portret. Die drie huizen kunnen natuurlijk niet zonder de context van het plein. Samen zijn ze exemplarisch voor ontwikkelingen in heel de stad.
Door
Guus Vreeburg
Mar 2025

Heemraadsplein 18-17-16: eerst maar eens kijken

Vanaf het Heemraadsplein ogen de panden 18-17-16 als coherent blok: grotendeels uniforme gevels – nummer 16 nog de originele – met daarboven, als accolade, een steil dak. Duidelijk zichtbaar is dat de drie panden een vergelijkbare indeling hebben: een smalle beuk links, een brede rechts – samen ongeveer 6 meter breed. Steeds twee voordeuren: de linker leidt naar een bovenwoning, de tweede en derde verdieping. De rechter geeft toegang tot de benedenwoning: ruim twee meter boven straatniveau een beletage – de ‘mooie verdieping’, daaronder, half ingegraven, een souterrain. Het blok is, vanaf straatniveau tot de nok ongeveer 16 meter hoog, vergelijkbaar met de huizenblokken ter weerszijden.

Vanaf de straat niet zichtbaar is dat achter het accolade-dak drie afzonderlijke zadeldaken schuilgaan, met daartussen regengoten. Constructief staan de panden op zichzelf; let op de verticale dilatatievoegen tussen de drie geveldelen.

Ook niet van buitenaf zichtbaar is dat de panden, zes meter breed, liefst 15,50 meter diep zijn: ruim 90 m2 per etage. Erachter tuinen van 18 meter diep. Alles bij elkaar zijn de percelen ruim 33 meter diep en 6 breed: relatief smal.

Binnen blijkt de smalle beuk 1,92 meter, de brede 3,65 meter. De smalle beuken volgepropt met allerlei steile trappen – steeds apart voor de beneden- en de bovenwoning; ‘steil’, want dat scheelt ruimte. Ook zijn trappen en naastgelegen gangen smal: c. 90 centimeter. Onder de trappen wandkasten en toiletten. Achterin, aan de tuinzijde, een zijkamer.

De brede beuk, 15,50 meter lang, is een relatieve pijpenla. Aan de straatzijde een kamer van 5,37 meter lang, die aan de tuinzijde 5. Daartussen een alkoof van nauwelijks 2 meter, zonder daglicht. ‘Voor, midden, achter’. Deze drie vertrekken liggen in elkaars verlengde: en suite. Van elkaar gescheiden, c.q. met elkaar in verbinding middels twee sets schuifdeuren.

In de hoogte zijn de maten juist wat ruimer dan tegenwoordig. De plafondhoogte van de beletage is 3,25 meter; die van het souterrain ruim 2,60. In de bovenwoning is dat andersom: een verdieping van 3,25 meter, daarboven een van 2,60. Vandaaruit een trap naar een zolder.

‘Smalle beuk, brede beuk – voor, midden, achter’: daarvan werden in de periode 1850-1950 duizenden, tienduizenden gebouwd: meer of minder breed, exterieurs en interieurs soms exuberant of juist sober gedetailleerd. Heemraadsplein 18-17-16 horen qua uitvoering in een middencategorie.

Van buiten een soort uitgeklede Hollandse Renaissance stijl: muurvlakken uit rode baksteen, boven de vensters afgeplatte ontlastingsboogjes op witgepleisterde sluitstenen, en tegeltableaus. Wél een tamelijk uitgewerkte gevelafsluiting, en dat accoladedak – bovenop was een fraaie nokversiering gepland. Dat alles geeft de panden enig cachet. Net trouwens als de panelen in de voordeuren, met daarin gegraveerd glas met Jugendstilmotieven. In de entrees wit marmer voor vloeren, lambriseringen en trapjes naar de hoofdverdiepingen. Die kregen gipsplafonds met fraaie bloemenmedaillons en lijstwerk, houten lambriseringen en geprofileerde sponningen rond vensters, deuren en trapopeningen.

Nummer 16, rechts, is nog min of meer origineel; wel zijn inmiddels de beneden- en bovenwoning samengevoegd. Van nummers 17 en 18 zijn interieurs grondig aangepast – duidelijk zichtbaar aan de gevels van de benedenwoningen.

Heemraadsplein 18-17-16: Pieter Kwak

Het ontwerp van het blok 18-17-16 is goed te zien op het ‘Plan voor Drie Panden aan de Schoonenbergerweg te Rotterdam’: de blauwdruk bij het ‘Request van ondergeteekende de dato 22 April 1901’ – de aanvraag bouwvergunning; die werd verleend op 28 mei. De Schoonenbergerweg werd omgedoopt tot Heemraadsplein.

Die ondergetekende was P. Kwak Jz. (1865-1948), die zichzelf afficheerde als “Mr. Timmerman”, gevestigd aan de Provenierssingel; later stond hij te boek als bouwkundige, Heemraadsplein 29.

Kwak was – zoals vaker voorkwam – ‘zelfbouwer’. Op eigen initiatief, en voor eigen rekening, bouwde Kwak door de hele stad woningen, vooral in nieuwe woonwijken, die hij vervolgens verhuurde, of verkocht. Kwak bood ze aan via de Rotterdamse kranten.

Kwak liet het ontwerpen over aan zijn medewerkers; ook bij deze drie panden kwam geen architect te pas.

Heemraadsplein zelf: 1901 tot c. 1945

Het Heemraadsplein kwam op de kruising van een eeuwenoude binnenweg, dwars door de drassige Coolsche Polder en het Ambacht Schoonreloo tussen Rotterdam, Schoonderloo, en Delfshaven, met het oude Gelderse Pat.

Aanleg van het nieuwe plein startte rond 1900. B&W besloten toen: “Het met boomen beplante terrein, tusschen den Nieuwen Binnenweg en de Mathenesserlaan, den Heemraadsingel en het door de Heemraadstraat doorsneden blok, zal heeten Heemraadsplein (waardoor de naam Schoonenbergerweg, voor zoover die zich reeds benoorden den Nieuwen Binnenweg heeft uitgestrekt, vervalt).”

Het plein was feitelijk een uitstulping van de Heemraadssingel, stedenbouwkundige ruggengraat van het ‘Nieuwe Westen’. De singel voerde het grondwater vanuit het laaggelegen gebied naar de rivier, via een gemaaltje op de kop van de singel.

De Heemraadssingel kreeg brede, grassige oevers en aangeplant geboomte, en werd geleidelijk volgebouwd met woningen voor welgestelde Rotterdammers: bankiers en accountants, rechters en groothandelaars, en burgemeesters. De Binnenweg – vanaf 1895 Nieuwe Binnenweg – werd domein voor middenstanders: winkelpanden op de begane grond, met daarboven woningen.

Het Heemraadsplein was de enige openbare ruimte, aan de rand van de destijdse stad. Tot de Delftse Schie, de huidige Aelbrechtskade, was het nog leeg. In dat steeds nieuwere Nieuwe Westen, werden straten geleidelijk aan steeds smaller, met steeds kleinere woningen type ‘smalle beuk, brede beuk – voor, midden, achter’, voor steeds kleinere ‘kleine luiden’.

Het Heemraadsplein werd een sierlijk wandelparkje, met grindpaden, bankjes en enige speelgelegenheid. Aan de westzijde, ‘op nette stand’ verrezen woningen voor gegoede burgers. De panden Heemraadsplein 18-17-16 zijn exemplarisch.

Ze waren begin januari 1902 gereed voor bewoning. Blijkbaar waren ze vooral te huur, waarschijnlijk bij projectontwikkelaar Pieter Kwak; soms stond zijn naam in de krantenadvertenties vermeld, soms niet.

“A House Is Not a Home”. Omdat ik wilde weten hoe het plein Heemraadsplein zich ontwikkelde zocht ik eerste bewoners en gebruikers van de panden. Over hen vind je meestal niet meer dan bits and pieces. Toch geven zulke flardjes een idee.

Het Heemraadsplein werd thuisbasis voor gegoede burgers, een ‘nette stand’; hun levens en lotgevallen zijn exemplarisch voor de periode tot de oorlog.

Heemraadsplein 18

Eerste bewoners van Heemraadsplein 18/a, vanaf eind januari 1902 – het pand was nauwelijks opgeleverd – was het gezin van kunstschilder Johan Hendrik van Mastenbroek (1875-1945). Late vertegenwoordiger van de Haagsche School van Hollands impressionisme, schilderde hij talloze atmosferische beelden van de Rotterdamse binnenstad en de havens daar; bij de aanleg van Rijnhaven en Maashaven stond-ie er met z’n neus bovenop. Johan en zijn vrouw Margareth Wellstedt woonden vanaf november 1900 aan de Nieuwe Binnenweg 515 – de noordzijde, vlakbij de kruising met Rochussenstraat/Aelbrechtskade. Na de geboorte van hun eerste kind, Nora, eind januari 1902, werd dat te klein. Ze verhuisden daarom naar Heemraadsplein 18/a – de benedenwoning dus. Achterin de tuin liet Van Mastenbroek in maart 1903 een schildersatelier bouwen, een bescheiden houten bouwsel. Het gezin Van Mastenbroek bleef op het Heemraadsplein tot oktober 1911; toen verhuisde Johan naar Den Haag – de Residentie.

Daarna woonde op nummer 18/a Dr. Nathaniel Waterman: “[...] een veelzijdig mens. Een goed musicus, een verdienstelijk schilder, een bewonderenswaardig talenkenner en een specialist van de wereldliteratuur.” Bovenal was hij een internationaal hoog aangeschreven arts en kankeronderzoeker. Hij en zijn echtgenote Minna ‘Mien’ Rippe ontsnapten aan de gaskamers van de Tweede Wereldoorlog: op 12 april 1945 uit Westerbork bevrijd, is Wasserman in 1961 overleden, in Rotterdam.2

In maart 1923 werd nummer 18/a verbouwd tot lunchroom; over wat/wie/tot hoelang ontbreekt informatie.

Heemraadsplein 17

Veel meer valt te vertellen over Heemraadsplein 17, hoewel ik over bewoners in de eerste jaren na oplevering helaas niets gevonden heb.

De vroegste vermelding ontleen ik aan de Rotterdamse ‘Adresboeken’ van 1907 en 1908. Dat over 1907 vermeldt op Heemraadsplein 17 – waarschijnlijk de bovenwoning – A. [‘Auguste’] Kramer, “handelsreiziger”. In maart vraagt mevrouw via het Rotterdamsch Nieuwsblad, met ingang van 1 mei “een Keukenmeid, voor Meid-alleen, in een klein gezin, v. g. g. v.” Een ‘meid alleen’: méér personeel had dat kleine gezin blijkbaar niet nodig. Begin 1908 woonde Kramer er nog steeds, nu directeur van Drop’s Glazenwasscherij, in de Aert van Nesstraat.

Eind april 1908 staat het bovenhuis te huur: liefst 7 kamers, serre, keuken en zolder; forse huurprijs – hopelijk per jaar. Nieuwe bewoners zijn de familie Goedkoop: Adrianus en zijn vrouw Maria Muijsson, hij directeur van de N.V. Leydseveem, en hun zoons Dirk Willem, “handelsreiziger” en Adrianus Abraham, “procuratiehouder” met zijn vrouw Jacoba Peitsman.

De familie heeft er tot zomer 1920 gewoond. Adrianus Abraham overleed in april 1918, vlak nadat Jacoba in januari 1917 bevallen was van een derde kind. In april 1918 zocht mevrouw “een flinke dienstbode voor dag en nacht in kl. gez. terstond of 1 Mei, eenigszins met koken bekend.” Zomer 1920 verhuisden moeder en kinderen blijkbaar naar elders: daarna komt het hele pand in gebruik bij Frederik Jacob Koek en diens familie.

Frederik Jacob, ‘Frits’ Koek (1869-1924) stamde uit een Amsterdamse apothekers-familie; Frits de derde generatie. Per november 1896 vestigde hij zich in Rotterdam. Na op diverse adressen als apotheker actief te zijn geweest verhuisde per augustus 1920 zijn Apotheek van F. J. KOEK naar Heemraadsplein 17/a – de benedenwoning. Koek overleed in 1924; daarna waren er diverse waarnemers. In juli 1933 kwam Koek’s dochter Maria Jacoba, ‘Mies’, in de zaak; de vierde generatie.

Voorjaar 1938 werd 17/a grondig verbouwd: “ben. apotheek + wooning tot uitsl: Apotheek in te richten”. Voordien was de apotheek in de voorkamer van de beletage, met daarachter die ‘wooning’. De vloer van die voorkamer kwam op straatniveau; klanten konden voortaan direct vanaf de straat binnenlopen, in plaats van eerst twee meter omhoog te moeten klimmen. Daarbij vervielen het trapje naar de oorspronkelijke voordeur, en de witmarmeren entree daarachter – inclusief de acht treden naar de beletage. De apotheek werd dubbel zo hoog, het souterrain gereduceerd tot kruipruimte. Bouwtechnisch was het een enorme ingreep: de vloerbalken – gedeeltelijk ingelaten in de zijmuren – moesten immers omlaag, met forse impact op de constructie van het hele blok-van-drie.

Die verbouwing werd zichtbaar in de voorgevel. In plaats van de hoge vensters van de beletage, en de vensters van het souterrain kwamen twee enorme, horizontale glasruiten. De oorspronkelijke gevel uit rode baksteen verdween achter een nieuwe: roomwitte stenen, met zorgvuldig afgeronde hoeken. Boven beide voordeuren kwam een rond raam, met stalen kozijnwerk. Kortom: de ‘Dudok-stijl’ van de late jaren dertig. Die nieuwe gevel detoneerde weliswaar met de originele – nog zichtbaar bij buurpand 16 – maar de apotheek kreeg een nieuwe, frisse uitstraling.

Over deze apothekersfamilie – uiteindelijk vijf generaties: ook Mies’ zoon Frits werd apotheker – in de komende Puntkomma een uitgebreid verhaal.

Heemraadsplein 16

Ook hier een bijzonder verhaal. In 1912 woonde in de bovenwoning de familie A. Heijbroek; hij directeur van de Rotterdamsche Soda- en Chemiefabriek. Op 20 december 1912 zoekt mevrouw “in een gezin zonder kinderen een nette Dienstbode, [...] goed kunnende koken en werken, en v. g. g. v. [van goede getuigschriften voorzien; gv], (als Meid-alleen).” Midden februari 1917 woonde het gezin er blijkbaar nog steeds; toen zocht Heijbroek, nu in zijn functie als secretaris van het Kollege van Regenten van het Hervormd Burger Weeshuis in Delfshaven, voor de weeskinderen een “Vader of Moeder”.

Beneden woonde toen de familie Van de(r) Hoeven. Die zocht voorjaar 1915 in Scheveningen “een kleine ongemeubileerde Villa of Benedenhuis” – zomerverblijf aan zee? – maar dichtbij het “Electr. Spoor”, de Hofpleinlijn dus – blijkbaar had meneer zijn werk in Rotterdam. Even later zocht mevrouw “ter stond voor noodhulp of vast: een nette Dienstbode, (niet ais Meisje alleen) genegen de zomermaanden mede naar buiten te gaan.” – naar Scheveningen dus?

Vanaf c. 1920 was het hele pand (16/a én 16/b) jarenlang in gebruik bij de familie Van Delft. Hij hield kantoor in de benedenwoning; hij bood via krantenadvertenties allerhande vastgoed te verhuur aan – makelaar dus. In de bovenwoning zijn gezin; daarvoor werd voortdurend huishoudelijk personeel gezocht. De laatste van dergelijke advertenties vond ik in mei 1933.

In juni 1929 is bij de familie Van Delft te koop “een 6-pers. gesloten Auto, merk Studebaker. in goeden staat. voor ƒ 300”. Een Studebaker: toe maar – niet zomaar een ‘Fordje’!

In 1934 – middenin de crisisjaren – lijkt er echt iets aan de hand: in oktober, en nogmaals in december, wordt in het bovenhuis “AANGEBODEN: prachtige gem. Zit- en Slaapkamer, str. Water, straatzijde, prima voll. Pension, ook 2 Personen.” In 1935 lijkt de familie zelfs uit 16/b te willen vertrekken: in juli worden “Wegens Verhuizing TE KOOP AANGEBODEN: overcomplete Meubelen en Diversen.” Een paar dagen later “overcomplete Meubileering en diverse, w.o. Brandkast, Gramofoon met 40 Platen.” Vlak daarna ook nog een “gespijkerd Kleed, groot 3.50x5.10 M. [de maten van de voorkamer] en nog eenige div.” Een brandkast, die ‘gramofoon’, en ‘gespijkerd tapijt’: ooit zekere welstand dus.

Nu is alles anders: dat de familie dit alles nu te koop aanbiedt – en in 1929 al die Studebaker – kan erop duiden dat het water hoog aan de lippen staat. Verhuizen lukt blijkbaar niet. De familie probeerde toen maar kamers te verhuren: “WESTEN. Aangeboden nette stand, gem. Zit- en Slaapkamer, str. w. [stromend water], riant uitz., voor Echtpaar, H. of D. m.o.z. P. Heemraadsplein 16b.” – de bovenwoning dus, en ‘met of zonder pension’: inwoning én dagelijkse kost? Soortgelijke aanbiedingen verschenen tot 1939. In 1937 werden zelfs “liefst 2 Heeren” gezocht; twee heren?

De familie Van Delft lijkt de benedenwoning dan al te hebben opgegeven. In november 1935 vraagt zekere Coopmans daar een “Meisje van 8-3, Vrijdags h. d. [hele dagen]”. Al in januari 1936, het verloop is blijkbaar groot, meldt M. Bakker: “B.Z.A. [biedt zich aan]: net Meisje, 20 j., dag en macht, v.g.g.v., bekend met koken.”

Dan, in mei 1937, is in de benedenwoning is zekere L. Nelis gevestigd die, net als vroeger meneer Van Delft, bemiddelt bij de verhuur van woonruimte; op dat moment in de Pupillenstraat, een van de nieuwe straten achter het Heemraadsplein.

Kortom: groot verloop op het Heemraadsplein – de crisisjaren ten voeten uit.

Vanaf oktober 1939 staat op nummer 16, waarschijnlijk beneden, regelmatig mevrouw Nieuwpoort gemeld. Zij verkoopt loten voor de Nederlansche Staatsloterij. In februari 1943 staat zij ook vermeld in een opmerkenswaardige oproep in de ‘Deutsche Zeitung in den Niederlanden’: “Vermißt! Hund, Spaniel (“Robbl”), weiss mit braunen Flecken, lange braune Ohren. Am 22. Januar in Soestdijk entlaufen. Gegen gute Belohnung abzugeben: Prosman, Pelikaanweg 4, Soestdijk, Tel. 2560 oder Nieuwpoort, Heemraadsplein 16a”. Waarom die ‘Deutsche Zeitung’ – dat geeft op zijn minst te denken...

Heemraadsplein, 1945 tot c. 1995

Na 1945 moest het plein wonden likken: Joodse buren die niet meer terugkwamen, én bewoners die wellicht ‘fout’ waren geweest...; panden die, hoewel ver buiten de Brandgrens, toch aan een likje verf toe waren, achterstallig onderhoud.

Aanvankelijk leken het plein en zijn bewoners, zo goed en zo kwaad mogelijk, terug te willen naar hoe het voor de oorlog was geweest: statig home voor gegoede burgers, hun kont naar achterliggende straten. Nu moesten ze hun ruime woningen delen met ‘buitenstaanders’, die elders in de stad maar moeizaam onderdak vonden. Ook kwam er, veelal in de benedenwoningen, allerlei bedrijvigheid: bedrijfjes, kantoortjes, dienstverlening; kleinschalig, maar tóch. Het plein kreeg verse lucht in de longen.

Toen de jaren zeventig en tachtig: het plein “veranderde van karakter”, hoorde ik recent een buurtbewoner met gevoel voor understatement zeggen, waar ik het woord verloederen gebruikte. Dat is af te lezen aan artikelen en advertenties in lokale en landelijke kranten. Via de zoekterm ‘Heemraadsplein’ vond ik over deze periode ruim 3000 hits.

Schattenderwijs 150 redactionele berichten: over uitgebrande trams (1978); over buurthuizen en “aktiegroepen” die zich vanaf 1978, lang vergeefs, inzetten om van het Heemraadsplein (“het functioneert van geen kanten”; lezersbrief, 1980) een Heemraadspark te maken – pas in de jaren negentig kwam het ervan. Protesten tegen voortdurende verkoop van huizen, o. a. door een sjoemelende wethouder-van-Financiën (1983); tegen verhuur van kamertjes (Maison Maasraad, Heemraadsplein 9, vanaf c. 1983); tegen opkomende vreemdelingenhaat van “racistische groeperingen” (1986). Toch óók een “verkeersmiddag” voor kinderen (1984).

Ook advertenties, bijvoorbeeld van uitzendbureaus – een nieuw fenomeen. Maar vooral krantenpagina’s vol “lieftallige meisjes, cupmaatje DD, die de tijd voor je nemen, desgewenst ook thuis”, en gaandeweg ook “boys” in allerlei tinten en maten... Na het schoonvegen van Katendrecht kwamen er, naast bestaande clubs langs de ’s-Gravendijkwal, ‘afwerkplekken’ aan de Keileweg, en heroïnehoertjes – vrouwen én mannen – langs de G.J. de Jonghweg: daar wilde echt níemand dood gevonden worden. De handel in seks, én drugs’ waaierde via de kop van de Heemraadssingel uit naar het Heemraadsplein.

Nummer 10 werd brandpunt. Opgekocht en “grondig opgeknapt” (1985), werd het home van geile Wendy’s en Lola’s, en Jurg’s, Andy’s en Mo’s; “Alleen bij ons staan boys onder medische controle.” (1988; AIDS!)

Die almaar groeiende prostitutie op en rond ‘ons plein’ veroorzaakte ongerustheid, woede en frustratie. “Het plein wachtkamer van een bordeel”, klaagden bewoners; die durfden ’s avonds niet meer over straat. “Onzin” volgens de eigenaresse van 10/a. In 1987 werd een man “die op een bankje lag te slapen beroofd van een horloge van ƒ 65.000 [sic!], en een paar honderdjes cashgeld”. Protesten bij de Gemeente: “niet-ontvankelijk”. Resultaat: bewoners die het Heemraadsplein ontvluchtten (1988).

Absoluut dieptepunt: uitslaande brand op nummer 10 (1991). Verdachte: een man die uit onvrede over de diensten van een heroïnehoertje met een taxi op de ’s-Gravendijkwal een jerrycan benzine haalde, “ik ga de boel in de fik steken”. Vier zwaargewonden, waaronder een kind...

Heemraadsplein 18

Dit alles had zijn weerslag op de panden 18-17-16. Over nummer 16 heb ik nauwelijks iets gevonden; over 18 en 17 destemeer!

“S. Boas: nog steeds gevestigd”... De N.V. Goederenhandel van S. Boas, sinds 1912 aan de Gedempte Binnenrotte 138, verhuisde in september 1940 naar Heemraadsplein 18/a – het benedenhuis; dat werd verbouwd tot winkelruimte.

De firma Boas handelde in “Dames- Heeren- en Kinderkleeding, met en zonder punten, met speciale vergunning”; ook “wintermantels en kapokbedstellen, vrij van punten” en “haarden, kachels, radio’s, wollen dekens – desgewenscht betaling in overleg.” In juni 1941 een veel bescheidener opgemaakte advertentie – zonder vermelding van de naam Boas. Vanaf augustus worden BOUI-FIX Ersatz-levensmiddelen aangeprezen. Vanaf november 1942 stoppen de advertenties vanuit Heemraadsplein 18/a.

In september 1945 meldde de firma Boas zich dus weer. Simon Boas had, anders dan veel familieleden – Auschwitz, Sobibor – de oorlog overleefd. Tot zomer 1952 adverteerde de firma Boas met grote regelmaat met allerlei “Dames- Heeren- en Kinderkleding”, steeds nieuwe collecties. Tot zomer 1952 – Boas was in april overleden, in Rotterdam, 83 jaar oud.

Vanaf 1953 zit in 18/a firma A. Liefaard; zij vraagt voortduren personeel: ijzerwerkers, bankwerkers, lassers, en “koperslagerpijpfitters”. Deze activiteiten werden voortgezet (1955) door de firma v.d. Werf, blijkbaar van korte duur. Zomer 1956 is er de firma BUMI, een “stencilinrichting”.

Vanaf 1958 hebben “wij” – onduidelijk wie – “werksters beschikbaar voor part. Zaken en kantoren en verder alle schoonmaakwerkzaamheden”: een uitzendbureau? Dit alles vanuit nummer 18/a.

En 18/b, de bovenwoning? In februari 1952 is daar zekere W. Nijhoff contactpersoon voor een “Stuurman”, op zoek naar een “coaster, laadvermogen boven 250 ton”. De jaren daarna biedt Nijhoff allerlei te koop: een “Coilaro platenwisselaar in prima staat“

(1953); een “Pick-up Europa Chonger [...] Speelt continu 40 kanten”, (1954); een “Duitse kruissnarige PIANO. Prachtige klank” (1956); een “ROLLEICORD z.g.a.n. met accessoires, tevens dokauitrusting o.a. chem. schalen, vergrotingsapparaat enz.” (1957); en (1958) een “Ford-ruilmotor. Absoluut olievrij, eventueel ruilen voor kleine luxe auto.” Over Nijhoff zelf heb ik niets gevonden: een particuliere schnabbelaar, inwonend op 18/b?

In 1950 schandaal rond de sekte Spade-Regen, rond zekere Broeder D. Landheer: jonge vrouwen werd de Duivel voorgehouden, moesten onbetaald werkzaamheden verrichten, kregen zakken as over zich heen, moesten om vergeving bidden... Ook waren er Openbaringen van de Heilige Geest. Een meisje, gek van angst, sprong uit een raam en belandde met een schedelbasisfractuur in het ziekenhuis. Dit alles in het bovenhuis, pal boven de firma Boas: één pand, twee werelden...

In 1962 was nummer 18 wéér in het nieuws. Op kerstavond uitslaande brand in de benedenwoning: vijf doden en een zwaargewond – allen bejaard. Een jong stel, drie dagen getrouwd, blij met twee kamers op de bovenverdieping, ontsnapte via een dakraam; ze kregen enige dagen later vervangende woonruimte elders aangeboden.

Boven veel rookschade, maar de benedenwoning – beletage én souterrain – moest als verloren worden beschouwd. Herstelwerkzaamheden waren in 1965 voltooid: 18/a kreeg een opgestrakte gevel, en werd binnendoor verbonden met panden 19 en 20.

Daar huisde de firma Buysen, die al sinds 1960 opslagruimten had in het souterrain en het achterste deel van de beletage van 18/a, en inmiddels “handelsonderneming voor de luxe huishoudelijke branche”, met de merknaam Deluxa. Vanaf 1990 werden de panden verhuurd als kantoorruimte.

Heemraadsplein 17

Heemraadsplein 17 bleef tot eind 1968 in gebruik bij de familie Koek: beneden de apotheek, boven woonde de familie, met na de oorlog ook diverse ‘inwonenden’.

In maart 1969 kwam in de benedenwoning ‘Nijverheidsboetiek Het Gilde’, van Mary en Lennie Simonis, Theo Boelee en Ger van Hulst. In december waren er “bijzonder originele geschenken voor de kerst” te koop: zelfontworpen sieraden, potterie, en houtwerk. Flowerpower van de sixties en seventies? Het Gilde was tot halverwege jaren 80 op het Heemraadsplein actief; toen ten onder in alle tumult rond het plein?

Dat bereikte ook nummer 17. In februari 1985 werd vergunning verleend voor een “Uitbreiding winkelruimte”. Waarschijnlijk werd daarbij de sinds 1938 dubbelhoge voorruimte gesplitst middels een los ingeplante houten tussenvloer; wie tegenwoordig binnenkomt stoot bijna z’n kop. Werd die ‘uitbreiding winkelruimte’ werkelijk winkel, óf bestemd voor heel andere bestemmingen?

Dat zou je kunnen afleiden uit een advertentie, juli 1988, in Het Vrije Volk: “VERA meest charm. Roze blonde 24, lang slank vr. elke man ’n seks genoegdoening. 010-4778988 Heemraadsplein 17.” Niets aan duidelijkheid te wensen over...

Later – precies wanneer blijft tasten in het duister – zat in wat ooit apotheek was ‘Terry’s gay-filmclub’. Alleen kijken? Toen de kunstenaars van Mevrouw BOK in februari 2010 de benedenwoning in gebruik namen, moesten ze eerst vloeren, wanden, en plafonds ontdoen van rode vloerbedekking, vol vlekken en klodders. Ook vonden ze een prijslijst van Terry’s club: naast koffie en thee, frisdranken en snoepgoed ook “Tutti Frutti Condooms: aardbeien-, drop- en frambozensmaak.”

Onduidelijk blijft – zelfs omwonenden weten het niet precies – tot wanneer die club heeft bestaan: “tot ongeveer 2000?” Volgens sommigen kwam daarna een ‘vrouwenclub’, later meer ‘algemeen’ voor he/ho/bi, en ook trava’s. Nog weer later een escortbureau. Vandaar die rode vloerbedekking?

Boven diverse “kleurrijke gezinnen”, aldus huidige bewoners, “type ‘Ma Flodder’...”.

Heemraadsplein 2025

Tegenwoordig gaat het stukken beter. Vanaf 1999 de herinrichting van het plein, waarop buurtbewoners jarenlang hadden aangedrongen, onderdeel van gemeentelijk beleid, sinds 1995, voor het hele gebied. Ook de Nieuwe Binnenweg: renovatie van winkelpanden, nieuwbouw, nieuw wegdek, allerlei winkels en horeca die rechtdoen aan de diversiteit van de wijk.

Heel anders dan toen ik in 1987 – nieuw in Rotterdam, zonder ervaring met de combinatie tramrails/fietsband – ter hoogte van het Heemraadsplein in een gigantisch plas belandde, m’n kop nét niet tegen de stoeprand, en ik, drijfnat, tot m’n positieven kwam tussen naalden, spuiten en verlepte condooms; op de stoep een modderige beha, en een snuffelend hondje.

Onlangs reed ik er weer: op het nieuwe fietspad, laverend om dubbel geparkeerde auto’s heen, rakelings langs inmiddels vernieuwde tramrails. Op de hoek de palmboom van Klaar van der Lippe, sinds 2002 sluitsteen van de renovatie. Daarnaast een straatnaambordje Pracinha d’Quebrôd: ‘Zeeman’s Plattezakken Plein’: home van de Kaapverdiaanse gemeenschap. De jaarlijkse São João viering: feest op het Heemraadsplein!

Nummer 18. Verwarrend: op de gevel, die uit 1965, huisnummer ‘19A’, en ‘Werk in West’. Boven home voor James, al jaaaaren – hij heeft het allemaal zien gebeuren.

Daarnaast nummer 17. Achter de gevel, uit 1938, het artistieke home van de kunstenaars van Mevrouw BOK. Sinds 2010 proberen ze met hun minimale middelen hun ateliers op te peppen; ze mogen nog tot 2030 blijven, zegt Westpoint Beheer namens de onzichtbare eigenaar. Boven hebben nieuwe bewoners de uitgeleefde woning – uiteindelijk studentenkamers – tot in de puntjes teruggebracht naar 1902.

Tenslotte nummer 16: beneden- en bovenwoning zijn samengevoegd, maar de originele gevel nog helemaal intact. Home van Gérard, die in 2020 vroeg om een ‘historisch dossier’ over zijn pand: een prachtig project!

Lees verder