“Er is nu een behoorlijk aantal regisseurs dat werkt voor jeugd en volwassenen. Regisseurs willen met dansers werken. Choreografen met acteurs. Die behoefte aan mixen is er in het hele theaterveld. Jonge makers zijn niet bezig met vakjes en ik ben daar blij mee”, vertelt Moniek Merkx. Het is maandagmiddag 2 februari. Moniek zoekt een plek voor het interview, een eigen kantoor heeft zij niet. In een grote keuken tevens artiestenfoyer vinden we twee stoelen aan de hoek van een enorme tafel. De vrijdagavond ervoor zag ik de voorpremière van haar nieuwste voorstelling Voorjaarsoffer met een overwegend volwassen publiek. Moniek zat zelf vooraan tussen het publiek met een nieuwsgierige beschouwende blik alsof zij de voorstelling voor het eerst zag.
Moniek Merkx: “Bij Voorjaarsoffer had ik het verlangen om met een groep meisjes te werken. Ik ken zoveel leuke actrices. Ik wilde niet hun realistische schoolpleinverhalen ophalen, maar juist ingaan op wat onderhuids werkzaam is, die oerkrachten. Vooraf doe ik research. Ik bestudeerde archetypen en rituelen. Ik lees boeken, kijk naar dans en film. De dansfilm Sacre du Printemps van Pina Bausch is een dierbare herinnering die het verlangen versterkt om zo’n verhaal opnieuw te maken. Vervolgens voed ik mij met ideeën van de acteurs en ga ik verder met wat zij aandragen. Er zitten verhalen in die acteurs en zij zijn zelf ook makers. Die gesprekken kan ik goed sturen en omzetten in opdrachten. Ik maak aantekeningen en lijstjes. Opnieuw kijk ik dan naar het geheel en bedenk een structuur. Monteren gaat over het verbinden van fragmenten die je vindt en die anderen aandragen. Ik leg er altijd een eigen agenda onder.
Een man of een vrouw?“Ik begreep er niet veel van, want er werd niet veel gepraat”, moppert een van de jongens uit havo 2 na afloopvan Voorjaarsoffer, de nieuwste voorstelling van Moniek Merkx in het Maaspodium. De havoleerlingen van het Wolfert Dalton uit Hillegersberg speelden vooraf een quiz. Zij zien op een scherm een foto van het gezicht van David Bowie uit de jaren zeventig. Is dit een man of een vrouw? Praat je een ruzie uit of lost de tijd het op? Zo duidelijk liggen de verschillen tussen jongens en meisjes niet, is de les voor het jonge publiek. De leerlingen nemen in de zaal plaats dichtbij een ovaal speelvlak. De acht jonge actrices komen het speelveld binnen met stoer ruw jongensgedrag. Langzaam transformeert het spel in stereotype meisjeshandelingen. Uiteindelijk wandelen de actrices met houterige bewegingen rond over een catwalk, denkbeeldig telefonerend, rokend, typend en wiegend met een baby. De leerlingen giechelen, ze zijn verbaasd maar toch ook aandachtig. Het is een spel van ruim een uur met inderdaad nauwelijks een gesproken zin. Moniek Merkx: “Gender als onderwerp is goed voor jongeren. De actrices praten met hun lichaam, met beelden. In onze workshops leren wij bijvoorbeeld de leerlingen over de betekenis van lichaamstaal, om wat meer associatief in het leven te staan. We leren ze kunst kijken en meemaken. Geen amusement.”
Beelddenker
Mijn grootste talent is denk ik dat ik goed kan monteren. Nieuw dingen maken van gefragmenteerd materiaal, daar kan ik een nieuwe betekenis aan geven. Wat dat talent precies is? Ik kan goed in- én uitzoomen en denken in structuren. Ik zie vaak dat regisseurs heel erg op de details van het spel zitten. Lang niet iedereen is goed in werken vanuit concepten. Ik was op de middelbare school goed in wiskunde en ruimtelijk inzicht en juist niet zo talig. Ik ben meer een beelddenker. Op de lagere school en de middelbare school heb ik getekend en ik deed veel aan handwerken en handenarbeid. Ik heb mij altijd heel consequent in dat beeldende fysieke theater begeven. Toen we er in de dans en de mime mee begonnen waren we outsiders. Nu is het meer normaal. Op een gegeven moment mengden de opleidingen zich en brachten regisseurs zoals Gerardjan Rijnders en Guy Cassiers het naar de grote zaal. Montagetheater werd meer common sense.
Podium met gezelschap
Rotterdam is de stad waar ik het meest heb gewerkt. Bij de vorming van de landelijke culturele basisinfrastructuur (BIS) door de Raad van Cultuur belde de gemeente of wij naar Rotterdam wilden komen. Achteraf bleek de gemeente ook afspraken met Theatergroep Siberia gemaakt te hebben. Wij zijn aan het begin van die cultuurplanperiode in 2010 van Delft naar Rotterdam gekomen, maar uiteindelijk met een relatief kleine hoeveelheid geld. De gesprekken met Jolanda Spoel van Siberia en Arthur Rosenfeld van dansgroep Meekers bij de vorming van Maas liepen in het begin niet altijd even soepel maar we herkenden elkaar in ons publiek. Dat hielp een stip op de horizon te zetten en iets nieuws te maken. Verder vond ik het heel interessant dat er een podium voor theater en dans zou kunnen ontstaan samen met een eigen gezelschap. De beoogde locatie in de Gouvernestraat bleek een ingewikkelde gedoogconstructie waarvoor enorme investeringen in het gebouw nodig waren. Toen duidelijk werd dat de Gouvernestraat afviel, kwam dit OT-gebouw er als mogelijkheid. In het begin was ik er niet zo zeker over, want ik dacht dat de binnenstad een betere plek was: stoerder en rommeliger. Maar het pand bleek meteen heel goed te passen. Alleen technisch was het geen handig gebouw. Dat is door een verbouwing nu veranderd. Rotterdam weet ons goed te vinden. We hebben zoveel publiek, we halen met vlag en wimpel onze bereikcijfers. Dit blijkt een topplek.
OT
Toen wij in 2010 naar Rotterdam gingen was het eerste wat ik deed hier bij OT met Mirjam Koen praten. Zij waren toen niet zo in geïnteresseerd in samenwerken. Toen er zoveel politieke veranderingen aan kwamen hadden we weer een gesprek maar inmiddels zat ik al volop met Meekers en Siberia aan tafel. Ik heb hen nog altijd hoog zitten. Zij waren inmiddels natuurlijk boos en daar kreeg ik ook wel iets van te horen.
Geheime agenda’sIk was een pittig en stampvoetend kind. Nooit goed in geheime agenda’s. Als kind wilde ik dat je bij iedereen op het voorhoofd kon lezen wat je dacht. Voor mij was en is de complexiteit van de wereld nog altijd lastig te doorgronden. Mensen blijven in feite hun hele leven wie ze op het schoolplein waren. Daarom gaat het mij nooit alleen om prachtige verhalen, maar om inzicht in menselijk gedrag, om open kaart spelen. Dingen laten zien die normaal verborgen zijn. Bij Voorjaarsoffer ervaar je een onderbuikgevoel. Ik hou van dingen uit de modder trekken.
Rustig moment
Mijn moeder las iedere dag een hoofdstuk voor uit een boek. Wij zaten dan met z’n achten, van mijn jongste zusje tot mijn oudste broer, in een kringetje om haar heen, te luisteren naar verhalen van Tonke Dragt zoals Brief van de koning en Geheimen van het wilde woud. Dat was meteen het rustigste moment van de dag. Het waren spannende verhalen. De eerst film die ik zag was Sneeuwwitje van Walt Disney. Toen was ik al negen jaar. Er was geen muziek in huis, wij hadden een kleine grammofoon met sprookjes van De Efteling en als belangrijkste muziek de Bolero van Ravel. Mijn ouders waren kennelijk met dat plaatje verliefd op elkaar geworden. Nee, ons gezin was niet op kunst gericht. Ik ben opgegroeid in een gezin met de natuur. Buiten zijn. Met wandelen.
Raadselachtig
Een van mijn eerste theaterbelevingen was de musical Hair in de Bredase schouwburg Concordia. De acteurs kropen tussen het publiek over de stoelen naar het podium. Dat vond ik zo te gek, daar wilde ik bij horen. Dat is de schakel geweest. En het enthousiasme van mijn docent vrije expressie. Op de middelbare school werd dat vak ingevoerd. Ik vond die inspringspelletjes leuk. Teksten kon ik niet herhalen en dat kan ik nog steeds niet. Ik ben geen goede acteur. Ik onthoud de tekst globaal, in de context, vooral de fantasie en het grotere geheel. Daarna kwam Neerlands Hoop. Muziek kwam later via de dans in mijn leven. Via David Bowie en Lou Reed. David Bowie was als theatrale figuur in de jaren zeventig mijn puberheld. Een nieuwe ontdekking. Daar verbond ik me mee. Die raadselachtige teksten. Dat was mijn ultieme kunstbeleving van toen.
Dramaturg
Eerst werd ik niet aangenomen op de Academie voor Expressie in Utrecht en daarna toch weer wel. Op de Witte Lelie Academie voor beeldende kunst in Amsterdam werd ik aangenomen, maar leraar worden, dat wilde ik toch niet. Uiteindelijk ging ik Nederlands studeren met als doel theaterwetenschappen te doen als kopstudie. Dat duurde in die tijd zeven jaar en ik deed daar langer over. Aan het begin van mijn studie als twintiger wist ik niet dat er iets anders bestond dan acteren. We deden tijdens die opleiding van alles, van straattheater, techniek en licht, lunchvoorstellingen, tot dramaturgie en spelen. Bij theaterwetenschappen stond het repertoiregebeuren centraal en daar voelde ik mij niet zo mee verbonden. Ik ben afgestudeerd als dramaturg met het onderwerp dans.
Gebeurtenissen
Ik ben nogal visueel ingesteld en kijk via lijven en beeld en beweging. Na mijn studie ging daar mijn liefde het meest naar uit. Er was in die tijd veel experimentele dans. Theater werd democratischer. Ik ben naar New York geweest en zag daar alledaagse bewegingen van de straat terug in het theater. Mijn liefde voor theater gaat over de gebeurtenis. Zoals die figuren die door het publiek over de stoelen kropen bij Hair. Dat je iets meemaakt waarbij je denkt, bij deze mensen wil ik horen. Ik houd van persoonlijkheden op het toneel. Het gaat niet om mensen die een rol spelen. Ik geloof het gewoon nooit bij die toneelstukken waar te duidelijk rollen worden gespeeld. Wil je fictie maken? Maak dan film. Theater gaat over echte mensen. In een performance kunnen de acteurs hun persoonlijkheid laten zien. Als dansers een duet doen wil ik echt zien dat ze naar elkaar kijken. Als ze elkaar vasthouden, wil ik dat we zien dat ze elkaar Echt vasthouden. Dat het echt is en niet doen alsof ze elkaar vast houden. Bij dans zie je soms die blanco blik van de danser. Ik houd van dat fysieke waarbij je denkt: Ik zit op mijn stoel en wil meebewegen.
Kunstenaars
Mijn eerste regieassistentschap en dansproductie was bij Ton Lutgerink en OT met Mariënbad. Een Gesamtkunstwerk, een samenspel van alle kunsten. OT zat toen nog in de Wijnstraat, we monteerden af in het oude theater LantarenVenster en de première volgde in de Rotterdamse Schouwburg. Het was een van de weinig grote-zaalproducties die Ton gemaakt heeft. De film l’Année dernière á Mariënbad van Alain Resnais was het uitgangspunt. Daarna heb ik Ton begeleid met de solo Man in haast. En Amy Gale en Arnold Goores met een duet. Amy en Ton waren de dansafdeling van OT. We gebruikten de term ‘literaire choreografieën’. Ik werkte voor mijn gevoel toen voor het eerst met echte kunstenaars. Wat het verschil is met theatermakers? Het is abstracter, beeldender en meer een performance. Theatermakers zijn meer verhalenvertellers. In Rotterdam waren het een ander type mensen dan ik in Amsterdam gewend was. Doen en niet zoveel kapsones. In Rotterdam zat ik op mijn plek. Ik was eigenlijk naar iets aan het zoeken waarvan je niet weet of het bestaat. Naar iets nieuws vanuit bestaande ingrediënten.
Superberoemd
Er zijn een paar ijkpunten geweest bij Suver Nuver die mij heel dierbaar zijn. Eén daar van is Vlees en bloed, een heel uitbundige en vrije bewerking van The Family van Lodewijk de Boer. Bewerkt met gastacteurs, ik bracht dat stuk van negen uur terug naar anderhalf uur. Met een punkband er tussendoor. Heel ruig, heel uitbundig, met opspattend bier en gooien met chips en dan in het Fries. Joop van Brakel maakte geluiden live, door met hout te gooien. Het was een doorbraak die mij als regisseur op de kaart zette. Iedereen kende Suver Nuver, maar niet degene die er achter zat. Toen kreeg ik de mimeprijs en was ik hot. Achter elkaar kreeg ik verschillende jaren allemaal prijzen. Prijzen zijn voor die traditionele instituten, dachten wij en wij zaten in de alternatieve scene en toch kwamen die prijzen. En nog een jaar en nog een jaar. En dan een keer niet, dan baal je als je niet bent genomineerd. Dat station ben ik inmiddels wel weer een beetje gepasseerd. Ik vind het niet zo interessant om superberoemd te zijn. Bescheiden? Ja, dat weet ik eigenlijk niet, ik kan ook wel bazig zijn.
Fysiek theater
Jos van Kan zat bij Maccus in Delft en bij zijn vertrek in 2003 verzocht hij mij te solliciteren. Ik trof bij Maccus een leeg huis. Er was een technicus en een bureaumedewerker en er was een beetje geld. Ik wilde met een nieuwe start de naam veranderen in Max. Wij werden in één klap het mimegezelschap voor de jeugd. Binnen jeugdtheater was er veel meer aandacht voor teksten. Fysiek theater bleek voor jeugdtheater een nieuwe stap. Van de acht gezelschappen zijn er nu vijf die fysiek theater maken. Montageachtige performatieve voorstellingen zonder dat ze vanuit repertoire werken. Ik doe graag waar de mensen aan moeten wennen.
Maas
We zijn nog heel jong, ik wens dat Maas een begrip wordt, dat het voor iets staat. Ik wil dat ieder kind in Rotterdam twee of drie keer in zijn schoolloopbaan bij Maas over de vloer komt, om met een fysieke en beeldende manier naar de wereld te kijken. Ik wil nieuwe vormen van theater bij een groot publiek brengen, onder andere door het mengen van disciplines. Het mooie van een gezelschap leiden is dat je het grotere geheel kan maken en weerbarstige vormen van theater bij een groot publiek kan brengen. Ik vind het stoer dat het nu lukt en dat er groei in zit. Ik kan heel hoge eisen stellen aan de zaal, hoe groot is de bezetting, hoe gaat de educatie, de marketing en al de andere zaken. Soms realiseer ik mij: Ik ben nu onderdeel van een instituut.
Eén dak
In het begin hebben Arthur Rosenfeld en ik een poging gedaan om samen te werken bij het maken van voorstellingen. Waar we achter kwamen is dat wij daar allebei te eigenheimerig voor zijn. Hij maakt zijn eigen ding en als het past binnen Maas dan is het goed. Arthur moest met name wennen aan de de snelheid van planningen en deadlines. Wij zijn nu immers een grotere organisatie waar alle raderen in elkaar moeten passen. Er zijn makers van Siberia die bij Maas werken, zoals Floris van Delft die Cash heeft ge maakt. Nieuw is het podium. Jolanda Spoel heeft er voor gekozen om meer te programmeren. Zij nodigt artiesten uit om een avond te vullen. In haar programmering vind je haar netwerk terug voor jongeren en jong volwassenen. Dit zijn Rotterdamse makers die geld krijgen om samen met Jolanda hun avond te organiseren. Jolanda deed verder een aantal projecten met het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Residentie Orkest. Van dat soort samenwerkingen volgen er meer.
Taboe
Vorige week werden de stiltes bij een voorstelling van Voorjaarsoffer door leerlingen van het vmbo-kader volmaakt volgepraat. De stilte was niet voelbaar. Vandaag met havoleerlingen ging het beter, hoorde ik. Je probeert de grenzen te zoeken. Jeugd is niet op voorhand een makkelijk publiek. Taboes? Uit de kleren gaan, dat moet je doen als het belangrijk is voor de doelgroep, dan moet je er goed over nadenken. Naakt en zo’n beetje schelden geeft zo veel gedoe voor jong publiek. Dat is het mij niet waard. Tenzij ik wil dat het erover gaat. Voor onze doelgroep geeft dat te veel ruis. Bij Suver Nuver heb ik veel naakt gedaan en Vlees en bloedwas alleen maar schelden. Het zijn voor mij absoluut geen taboes. Die stiltes misschien. Toevallig dacht ik laatst hoe moeilijk het is om een lange stilte te hebben.
Theater Rotterdam
Dat gesprek met Theater Rotterdam is spannend, daar is een bolwerk aan het ontstaan en daar moet ik wel mee in gesprek. Ik ben benieuwd wat voor makers er met Johan Simons meekomen, want dat is nog onduidelijk. Rotterdam heeft altijd aandacht voor de innovatieve kant met Internationale keuze, met het Productiehuis en veel fysieke en beeldende theatermakers. Die menging hoort bij het profiel van de stad. Ik hoop dat RO niet het zoveelste repertoiretheater wordt. Het zou interessanter zijn als die menging van disciplines meer onder de aandacht komt in Rotterdam.” • DM
Maas bestaat officieel sinds 1 januari 2013. Seizoen 2013/2014 was het eerste echte Maasseizoen met onder andere City of Dreams (Moniek Merkx;); Alleen op de Wereld (Moniek Merkx i.s.m. Floris van Delft, Dorien Folkers, Arthur Rosenfeld); De man die alles weet (Jetse Batelaan); Wie niet weg is is gezien (Lotte Rischen en Anne Fé de Boer); KinderWaterConcert voor Festival Classique (Regie: Jolanda Spoel, choreografie: Arthur Rosenfeld)
In 2014/2015 presenteert Maas:
Voorjaarsoffer (Moniek Merkx); Het verhaal van de getallen (Moniek Merkx); Foutje (Arthur Rosenfeld); De Grieken (Arthur Rosenfeld); Wild Thing (Arthur Rosenfeld); Gezocht: Konijn (René Geerlings); HB extra hard (Alexander de Vree); RPhO meets Maas (Jolanda Spoel); Suja Suja Rotterdam (Sara Giampaolo).
Achtergrond Moniek Merkx:
Opleiding: Universiteit van Amsterdam, doctoraal theaterwetenschappen
Ontving onder andere de VSCD mimeprijs, Hans Snoekprijs, Tony Award, Zilveren Krekel.
Recentie Maas Voorjaarsoffer
tekst: Linde Varossieau (16 jaar)
Op 8 april zag ik het toneelstuk Voorjaarsoffer in de Schouwburg. Als publiek werden we eerst voor een quiz bijeen gebracht in de hal. Er was meer mannelijke energie terwijl er meer vrouwen aanwezig waren, bleek meteen bij de introductie. “Hoe vrouwelijk zijn mannen, en hoe mannelijk zijn vrouwen?” Deze vraag, samen met de vraag “Wat is vrouwelijkheid eigenlijk?” werd een rode draad door het stuk.
Acht jonge actrices werden in de beginscènes neergezet als jongens. Stoer gekleed, met mannelijke loopjes en gevechten. In andere scènes waren zij lief lachende meisjes. Ook zagen we de verwachting die de maatschappij heeft van een meisje: Kin omhoog, kleine pasjes, gestifte lippen. Als een elf liep ze daar. Dan veranderde ze weer in een gemeen, lelijk meisje. En zoals deze elf aan het eind werd uitgebeeld als bewegende pop, die typt, het kindje wiegt en kookt. Al die verschillen in een persoon, daar moesten de meisjes een offer voor brengen. Ze werden ziek van de extremen en vonden het moeilijk om de balans te vinden. Zo werd de laptop afgepakt die voorheen balanceerde op een hoofd.
Dit is één manier om het stuk te verklaren, maar niet de enige. Dit komt omdat de strekking van het verhaal er niet dik bovenop ligt, er is ruimte voor interpretatie. Zo kan je bijvoorbeeld beredeneren dat het gaat om een weg naar volwassenheid, met aan het eind poppen van volwassenen.
Het is een abstract theaterstuk met weinig woorden. Muziek speelde een grote rol, de bewegingen volgden de muziek. Zo kreeg je een dans. Dit was mooi om naar te kijken. Dit dansende theater had die combinatie goed te pakken met grappig spel en woord.
Daarbij was er veel interactie. Het stuk werd opgevoerd in een vlakke zaal met als podium een ovale vorm, waar het publiek omheen zat. De actrices speelden dicht bij het publiek en keken ons recht in de ogen, aaiden over hoofden. De scènes vloeiden zo in elkaar over dat het een natuurlijk geheel werd. Ik kreeg het idee naar één persoon te kijken met verschillende kanten. Dit kwam door de choreografie die zo was aangepast, dat je niet merkte dat de actrices het podium op en af gingen. Er gebeurde veel, waardoor je nooit alles kon zien. Marieke Dermul was de actrice waarvan ik de hele tijd merkte dat ze op het podium was. Ik geloofde wat ze speelde en dat deed ze ook nog grappig.
Het stuk stelt het stereotype meisje aan de kaak door meerdere kanten van dit meisje te laten zien. Ik kreeg het gevoel alsof ieder meisje deze extreme kanten zo ervaart, en alsof ieder meisje er ook ziek van wordt. De meisjes die door de actrices werden uitgebeeld hadden dan wel verschillende kleren aan, maar toch kreeg ik het gevoel alsof elk meisje de verschillende kanten zo zou moeten voelen. Deze contradictie vond ik minder sterk aan het verhaal.
Om de balans op te maken. Regisseur Moniek Merkx heeft een punt. Het stereotype meisje heeft (vaak?) verschillende kanten die extreem (kunnen?) zijn en waar ze ziek van (kan?) worden. Vooral was het een mooi stuk door de vloeiende manier waarop de actrices dit uitbeelden door een combinatie van spel, muziek en dans. Zouden de meisjes de laptop weer terug hebben gegeven?