Het staat buiten kijf dat de Art Rotterdam Week inmiddels behoort tot de belangrijkste evenementen voor beeldende kunst en vormgeving in Nederland. Sinds in 2014 de overstap van de hoofdbeurs naar ‘de Van Nelle’ werd gemaakt is de betekenis van de beursweek daarnaast op internationaal niveau toegenomen. De toename van buitenlandse galeries, bezoekers en pers getuigt hier voldoende van. De vraag is ondertussen welke betekenis de beurs voor de stad heeft die als gastheer optreedt. Welke Rotterdamse galeries en kunstinstellingen profiteren bijvoorbeeld van de schaalvergroting van de Art Week? En: wat valt te zeggen over de impact die de beursweek heeft op Rotterdam als stad van kunst en vormgeving? In dit artikel gaan we in op deze vragen, door willekeurig (en subjectief) terug te blikken op een aantal van de meest kenmerkende plekken van editie 2015.
Tekst: Arnold Westerhout & Hugo Bongers
De 16e editie van kunstbeurs Art Rotterdam was druk en levendig. Wat animo van bezoekers betreft kon opnieuw vastgesteld worden dat de overstap die directeur Fons Hof heeft gemaakt van de Cruiseterminal op de Wilhelminapier naar de Van Nellefabriek in de Spaanse Polder geslaagd is. Het in een verre uithoek van Rotterdam gelegen werelderfgoed trok zelfs meer bezoekers dan ooit. Op beide weekenddagen ‘kon je over de hoofden heenlopen’.
Hoewel minder bezocht dan eerdere jaren, was het dezelfde dagen toch ‘gezellig druk’ in de Cruiseterminal waar de alternatieve beurs Rotterdam Contemporary (voorheen RAW Art Fair) plaatsvond. In Fenixloods 1 op Katendrecht was tegelijkertijd de tentoonstelling No Walls Expo NL/VL te zien, met grote beelden van Nederlandse en Vlaamse kunstenaars, samengesteld door kunstorganisator Bob Smit die ook verantwoordelijk was voor de beurs in de Cruiseterminal. De Art Rotterdam Week werd gecompleteerd met allerlei side shows in de directe omgeving van de Van Nellefabriek en op verschillende plaatsen elders in de stad.
Een overzicht van De Van Nelle
Hoofdbeurs Art Rotterdam 2015 kende drie onderdelen: de Main Section, de New Art Section en Projections, de aparte afdeling voor video/mediakunst. Die laatste sectie had bijna het karakter van een meditatieruimte. Twaalf galeries toonden in totaal zeventien videowerken in een grote verduisterde zaal met voldoende ruimte, goede projectie en goed gescheiden geluid. Het is een genot en een voorrecht om een uurtje of zo te kijken naar de bewegende beelden in deze zaal. Een voorrecht, want alleen op deze ene plek krijg je een aardig (zij het lang niet compleet) overzicht van wat er de laatste tijd gemaakt wordt door video-/mediakunstenaars. Overzichtstentoonstellingen van deze kunstdiscipline zijn zeer schaars en om de ontwikkelingen van video- & mediakunst te volgen moet je bovendien veel reizen.
Net buiten de beursruimte, elders op het terrein van de Van Nellefabriek was deze keer voor het eerst ruimte gemaakt voor niet-commerciële kunstenaarsinitiatieven. Onder de naam Intersections toonden negentien kunstorganisaties uit Nederland werk van kunstenaars die regelmatig in ‘alternatieve’ kunstruimtes te zien zijn. Dit was een zinnige aanvulling op de beurs, want dergelijke kunstenaarsinitiatieven trekken over het algemeen weinig publiek, stralen een wat hermetisch karakter uit, en konden nu drempelloos betreden worden. Rondom een aardige loungeruimte (door CitizenM Hotel ingericht en gerund) werd kunst getoond die in de wereld van de kunsthandel niet gangbaar is. Een prima aanvulling op de hoofdbeurs, net als de beurs voor de krappe beurs ‘We Like Art’ met kunstwerken tot 1.500 euro.
Ondanks dat de New Art Section, de afdeling van nieuw toegelaten galeries, vooral buitenlandse deelnemers bevatte, waren er ook drie Rotterdamse te vinden: Galerie Frank Taal (in de Van Speykstraat), Galerie Rianne Groen (om de hoek in de Schietbaanstraat) en All together Now (die gevestigd is in het kunstenaarsinitiatief Het Wilde Weten aan de Robert Fruinstraat). De drie Rotterdammers kozen voor de presentatie van maar één kunstenaar. Moedig, want nu komt de kwaliteitsbeoordeling van deze debutanten te rusten op de schouders van die ene kunstenaar.
Dat Frank Taal (en zijn compagnon-galeriehouder Leo de Bie) en buurvrouw Rianne Groen nu op Art Rotterdam mochten debuteren zal de regelmatige galeriebezoeker niet vreemd voorkomen. Beide Rotterdamse galeries bieden al enkele jaren voldoende kwaliteit met een stal van frisse kunstenaars. Dat All Together Now nu al mocht meedoen is wel opvallend. Initiatiefnemer Gerben Willers noemt zichzelf geen galerie maar een Label for contemporary art. Hij was tot voor kort curator bij Showroom MAMA en maakte in de ruimte van MAMA aan de Witte de Withstraat de afgelopen jaren verschillende opvallende tentoonstellingen. Hij mocht blijkbaar al vier maanden na zijn vertrek op de Art Rotterdam debuteren met zijn nieuwe ‘label’. Dat schept verwachtingen voor de toekomst.
Inzoomen op de Main Section
De Main Section, de eredivisie van de beurs, bevatte 77 Nederlandse en buitenlandse galeries. Daarvan waren zeven van Rotterdamse bodem. Deze zeven galeries behoren tot de voorhoede van de Rotterdamse beeldende-kunstwereld. Zij kunnen zich handhaven op het nationale en internationale niveau waar de beurs Art Rotterdam voor staat. Daarom noemen we ze maar even: Cokkie Snoei (Mauritsweg), Wilfried Lentz Rotterdam (in het vroegere badhuis Justus van Effenstraat), PHOEBUS Rotterdam (Eendrachtsweg), RAM (Van Vollenhovenstraat), JOEY RAMONE (Josephstraat), Gallery Vivid (Scheepmakershaven) en ZERP Galerie (Van Oldenbarneveltstraat).
Want ja, de kunstbeurs Art Rotterdam is wel de beste beurs in Nederland van hedendaagse kunst. Het is geen TEFAF waar miljoenenbedragen voor kunst worden gevraagd. Het is geen Art Basel of de Frieze in Londen of de Arco in Madrid. Bij het publiek van deze toplaag van internationale kunstbeurzen speelt geld geen rol, zo lijkt het als je naar de prijskaartjes kijkt. Dat is in Rotterdam anders. Doordat de kunstwerken over het algemeen redelijk zijn geprijsd en de kosten voor de standhouders te overzien zijn kan meer risico worden genomen. Er zijn gevestigde namen in Rotterdam te zien maar ook jonge nieuwkomers. Er kan risico worden genomen en daardoor kun je als koper of verzamelaar ontdekkingen doen. Kunstcriticus Rutger Ponzen omschreef Art Rotterdam als een beurs die het aandurft om “een broedplaats van kunstenaars en galeriehouders te zijn die durven, opvallen en continuïteit tonen. En die je op termijn over de hele wereld tegenkomt en die uiteindelijk hun weg vinden naar de grote musea (…). Het trekt scouts en kunstprofessionals aan die de nieuwe namen de wereld in katapulteren.” (de Volkskrant, 6 februari 2015). Een mooi voorbeeld van durf was het aanbod van de Rotterdamse galeriehouder Zic Zerp, die toch behoorlijk wat grote namen in zijn stal heeft, maar nu in zijn tweede jaar op Art Rotterdam (vorig jaar in de New Art Section) uitsluitend met vier jonge kunstenaars als Wouter le Duc en Andrej Dubravsky aan kwam zetten. Of Cokkie Snoei die naast de internationale sterfotograaf Pieter Hugo de kunstenaars Keetje Mans en Bianca Sistermans presenteerde.
Mondriaantentoonstelling Prospects & Concepts
Voor de vierde keer vond Prospects & Concepts plaats, deze keer onder het curatorschap van Mirjam Westen (Museum Arnhem). Fotograaf Jan Hoek (1984) is één van de dertien kunstenaars die gevraagd werd werk tentoon te stellen in een aparte ruimte van de Van Nellefabriek, direct naast de commerciële hallen van de kunstbeurs. Het gedeelte was gereserveerd voor jonge Nederlandse kunstenaars die het afgelopen jaar een ‘Werkbijdrage Jong Talent’ door het Mondriaan Fonds kregen toegekend. Was voorheen van tientallen kunstenaars één werk te zien, deze editie waren er meerdere kleinere tentoonstellingen van één kunstenaar. Dit zorgde voor meer diepgang in de tentoonstelling als geheel en daarom voor een grondiger kennismaking met nieuw Nederlands talent. Hoek: “Heel bijzonder ook dat het Mondriaan Fonds ervoor gekozen heeft ons werk te presenteren op Art Rotterdam. Hier ziet in één keer de hele kunstwereld je werk.”
Hoek onderscheidt zich vooral van andere fotografen in de wijze waarop hij zijn model benadert. Anders dan bijvoorbeeld Anton Corbijn, misschien Nederlands bekendste en succesvolste fotograaf die onlangs alle kranten heeft weten te halen met zijn tentoonstelling in het Haagse Gemeentemuseum, is Hoek niet per se een mooi-maker. Zijn werk roept andere ideeën, andere gevoelens op. Bijvoorbeeld van sympathie. Soms ook van schaamte. Bovendien wordt voortdurend de relatie fotograaf – model aan de orde gesteld. Op de tweede beursdag vertelt Hoek vanachter een katheder in zijn deel van de tentoonstelling aan bezoekers over Kim, één van zijn modellen. Ze is een junk (of liever: een ‘ex-verslaafde’), die hij bij toeval in Amsterdam tegenkomt. Hij kiest haar niet alleen als model, maar nodigt haar ook uit bij hem thuis voor het maken van een fotoreportage. De foto’s die daar het resultaat van zijn tonen Kim op haar kwetsbaarst. Want Hoek laat haar poseren als een topmodel terwijl iedereen kan zien dat zij bij lange na niet de kwaliteiten van een model heeft. Je voelt je er wat ongemakkelijk bij: een vrouw die getekend is door het leven, door haar verslavingen, die zich als een smetteloos model durft te geven voor de camera. Maar vooral heeft het iets aandoenlijks. Je voelt daarom sympathie voor die vrouw die, moedig wellicht, hier op een voetstuk is geplaatst door een kunstenaar.
Minder genegenheid ervaar je bij de foto’s van de wat forse, gepensioneerde Duitser die zijn toevlucht heeft gevonden in de Thaise pornohoofdstad Pattaya. Hoek heeft pontificaal, mag je wel zeggen, de billen van de man op leeftijd gefotografeerd. Op een andere foto diezelfde kont met een kaars die de kunstenaar er zelf ingestoken heeft. Hoek vertelt: “Ik had in een advertentie gevraagd om modellen. Deze meneer reageerde omdat hij een fotograaf zocht die foto’s van hem wilde maken die hij vervolgens op zijn gay-dating internetprofiel kon plaatsen.” Je vraagt je als bezoeker af wat deze ‘meneer’ ervan zou vinden als hij zou zien dat een foto van zijn dikke kont en plein publique tentoongesteld wordt. Maar ook: kan iemand kwetsbaarder geportretteerd worden dan met een kaars in z’n aars? Het antwoord is doodeenvoudig ‘nee’. Belangrijker nog: dit is wat het werk zo spannend maakt. In een tijd waarin fotografie vooral gebruikt wordt om een wereld te laten zien die mooier is dan de gewone of dagelijkse, is het misschien geruststellend om broosheid of zwakte op een voetstuk geplaatst te zien.
Object Rotterdam
Designbeurs Object Rotterdam streek dit jaar neer op het stoomschip Rotterdam in Katendrecht. Eerdere edities van Object werden georganiseerd in LP2, het NAi en – vorig jaar- in gebouw De Rotterdam. Er waren dit jaar grofweg twee grote tentoonstellingsruimtes met zo’n 20 stands. Daarnaast konden bezoekers, net als vorig jaar in de modelappartementen van De Rotterdam, bijzondere ontwerpen bekijken in de hotelkamers (of hutten) van het schip, die waren ingericht met vooral meubels en textielwaar.
Net als in 2014 werd dit jaar dus geprobeerd de beurswaar zo optimaal mogelijk te voegen in de tentoonstellingsomgeving. Maar anders dan voorheen mondde dit nu uit in een teleurstelling. Op Kiki Lamers met haar bonte textielwaar na leken weinig ‘designobjecten’ opgewassen tegen de drukke, benauwde hotelkamers van het schip. De interventie Seperation van kunstenaar Klaas Krijnen bijvoorbeeld viel geheel weg tegen de kleurrijke inrichting; waar vele bezoekers overigens met veel genoegen aandacht aan schonken. Cynisch wellicht, maar het belang van eigenaar WestCord Hotels om hutten te promoten door ruimte te bieden aan een kunstbeurs lijkt geslaagd. De twee beursvloeren die waren ingericht in één van de voormalige eetzalen en het hoger gelegen promenadedeck waren elkaars uitersten voor wat betreft de strijd om aandacht tussen scheepsarchitectuur en tentoonstellingswaar die ook in de hotelkamers terug te zien was. Niet alleen de heftige vloerbekleding en goudkleurige pijlers, maar ook de keramische decoraties aan de wanden van zaal Odyssee concurreerden hevig met bijvoorbeeld het opvallende glaswerk van Bořek Šípek. Er werd dan ook veelvuldig over geklaagd door de standhouders.
Dat was wel wat anders op het Promenadedeck, waar door het vele glas een overvloed aan licht binnentrad. Hier deed de beursvloer bovendien veel ruimtelijker aan door de witte, stalen scheepshuid die de andere wand vormde. Maar ondanks het eenrichtingsverkeer hier (je mocht er aan één kant in en aan de andere kant uit) was het er ook druk en vol. Het schip, gebouwd in de jaren ’50, is van een heel ander schaalniveau dan zijn naamgenoot waar vorig jaar de beurs werd georganiseerd. Misschien zou je vooral oog moeten hebben voor de prachtige gelegenheid die een nieuw publiek heeft gekregen om het schip (voor velen de eerste keer) te bezoeken. Wellicht is het daarom goed om te concluderen dat het leuk voor een keer was, maar dat het stoomschip Rotterdam te weinig kwaliteiten biedt om een design- of kunstbeurs goed uit de verf te laten komen. Althans, niet met deze ruimtes. Vreemd genoeg werd – bijvoorbeeld – geen gebruik gemaakt van de meer voorname Queen’s Lounge. Deze zaal beslaat de gehele 28 meter breedte van het schip en is daarmee de grootste ruimte aan boord. Bovendien is het decoratieprogramma van deze zaal (die eens diende als wat bescheiden feestzaal voor de tweedeklaspassagiers) de meest neutrale van het schip. Maar belangrijker nog: in de context van de ontwikkeling van de Art Week als geheel zou Object zich moeten bezinnen op het kwaliteitsniveau van de deelnemers. Veel kunstenaars / ontwerpers namen op eigen titel deel aan deze beurs, waardoor des te meer opviel dat weinig tot geen gerenommeerde designgaleries deelnamen. Die vonden we wel elders in de stad; met bijvoorbeeld Galerie Ra op Rotterdam Contemporary en Vivid in de Main Section van de hoofdbeurs.
Eerbetoon aan een avenue.
Voor de tweede keer produceerde Sculpture International Rotterdam, de beheerder van belangrijke kunstwerken in het centrum van Rotterdam, een programma met videokunst op de Coolsingel tijdens de periode van het International Film Festival Rotterdam tot en met de Art Week. Ook vorig jaar was daar videowerk te zien, toen kwalitatief goed werk maar soms slecht geprojecteerd, met hier en daar vals licht tegen een te onrustige achtergrond. Soms was het werk te lang om geconcentreerd te blijven kijken in de winterkou van de Coolsingel. Dit jaar leek de organisatie te hebben geleerd van de ervaringen van vorig jaar en waren de negen werken overwegend goed gesitueerd en niet al te lang. Alleen bij het werk Rituals van Julika Rudelius uit 2012 ging het mis. In dit werk poseren Chinese puberjongens op een stoffenmarkt in Guangzou op hun meest verleidelijke manier; ze nemen vrouwelijke erotische poses aan die ze voornamelijk kennen uit westerse reclames en soapseries. Het is een werk dat in de museumzaal opvalt door zijn sprankelende exotische kleuren, een sprankeling die helaas verloren ging tegen de vaalgrijze gevel van het Atlantahotel.
Voor de rest niets dan lof voor de keuze van de films en de locaties. Een opvallend werk was No Man Is an Island uit 2002, een werk van de Deense kunstenaar Jesper Just waarin een oudere man een walsje maakt op een plein in Kopenhagen voor een huilende jongeman, mooi geprojecteerd op een groot scherm op het kruispunt Coolsingel – Oldebarneveltstraat. Het werk Kings of the Hill van Yael Bartana (2003) waarin zware four-wheel-drives grommend de duinen nabij Tel Aviv bedwingen was terecht naast het Stadhuis geplaatst, want het werk gaat op een dubbelzinnige manier over macht en politiek. Ook heel mooi geplaatst was Little Frank and His Carp (2011) waarin de Amerikaanse kunstenares Andrea Fraser ronddwaalt in het Guggenheim Museum in Bilbao. Luisterend naar de audiotour van het museum wentelt ze zich met erotische bewegingen tegen muren en pijlers van de kunsttempel, opgewonden geraakt door de verheerlijkende tekst vol superlatieven van de audiotour. Slim om dit werk te projecteren tegen de maagdelijk witte strak-modernistische gevel van het HBU-gebouw aan de Coolsingel, een mooi contrast met het museumgebouw van Gehry. Het langste en misschien meest ontroerende werk op de Coolsingel, ruim 27 minuten, was Letter on the Blind, For the Use of Those Who See uit 2007 van de Venezolaan Javier Téllez. Het werd geprojecteerd op de plek van het poppentheater (met zitplaatsen, niet onbelangrijk voor deze film). Midden in een leeg zwembad staat een olifant en om de beurt wandelen zes blinde mensen naar het dier om het aan te raken en over hun ervaring te spreken. Iedere blinde voelt een verschillend stukje van de olifant, niemand heeft een totaalbeeld, behalve wij, de ziende kijkers.
Out There op de Wilhelminapier en in de Fenixloods
Er was deze keer nog een tweede route met videokunst. En wel op Zuid. Out There – Part 2 Rotterdam was, na deel één in Maastricht in 2014, dit jaar te zien in Rotterdam. Het project is een samenwerking van curator Bart van den Boom van de Maastrichtse organisatie Viewmaster Projects met het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. In de 25 werken die op de Wilhelminapier en op Katendrecht vanaf de Art Week ruim een maand te zien waren, stond het landschap centraal. Ook hier waren alle werken vanaf de straat te bekijken, behalve enkele werken waarvoor meer concentratie nodig was, die kregen veel ruimte in de grote (en gratis toegankelijke) loods Fenix 1 op Katendrecht. Dat was een goed idee, want de snijdende wind op de Wilhelminapier maakt een langdurig verblijf op straat nog minder aangenaam dan het verpozen op de Coolsingel.
De foto’s vielen wat tegen, omdat ze over het algemeen wat flets afgedrukt waren; al zijn we misschien verwend geraakt door de briljante kleuren van de cibachroom afdrukken in lichtbakken die tegenwoordig in musea hangen. De videokunst werd over het algemeen goed geprojecteerd, zij het dat tijdens ons bezoek drie werken kapot waren. Wat er wel te zien was had kwaliteit en was goed geselecteerd, enkele bekende werken, maar ook verrassingen. In het werk Kennemerduinen 2007 uit 2010 van het Nederlandse kunstenaarsduo Driessens & Verstappen wordt in negen minuten het verloop van de seizoenen in een breed en diep gefotografeerd duinlandschap getoond. Om de week genomen foto’s op een vaste locatie vloeien onmerkbaar in elkaar over en tonen op esthetische wijze de geleidelijke verandering van de kleuren van het duinlandschap. De Japanse kunstenaar Hiraki Sawa laat in Eight Minutes (2005) landschap en details in zijn huis in elkaar overvloeiend, verbonden door achter elkaar aan lopende geitjes. Ze lopen over de keukentafel, door de gootsteen, rondom de deur van de wasmachine, en dit alles magisch-realistisch gefilmd met bomen en bergen als decorstukken.
Sommige werken waren niet vanaf de straat te zien maar in Fenixloods 1, een gigantisch grote ruimte hetgeen sommige werken ten goede kwam. Het werk Cycle uit 2013 van Jacco Olivier was eerder te zien op zijn solotentoonstelling vorig jaar in de nogal kleine kelderzaal van het GEM in Den Haag, maar werkte in deze ruimte beter. Heldere geschilderde kleurvakken bewegen langzaam van links naar rechts, geabstraheerde beelden van het Texaanse landschap en de stad glijden geleidelijk en in verschillende tempi voor je ogen langs. Het groot geprojecteerde werk kreeg in deze enorme ruimte een grote intensiteit. In Mastering Bambi uit 2010 van het duo Persijn Broersen & Margit Lukács hebben de kunstenaars uit de animatieklassieker Bambi (1942) van Walt Disney alle dieren verwijderd waardoor er alleen landschap, of een oerwoud overblijft. Ondersteund door de muziek op de soundtrack wordt het woud een lieflijk romantisch bos. Het werk vraagt aandacht voor de manier waarop Disney zijn natuurbeelden construeerde. Ook een constructeur van landschapsbeelden is Hans Op de Beeck, de Belg die in Staging Silence II uit 2009 op een tafel decors ensceneert met eenvoudige materialen als plastic flessen, suikerklontjes, watten, water, plastic folie en een lamp. Twee handen in beeld blijven in beweging om een alsmaar veranderend landschap of stukje stad te tonen. In de lange travelling shots van de film MSR (2012) van de Belg Wim Catrysse reizen we door het woestijnlandschap van Koeweit, in bijna monochrome grijsgeelbruine beelden. We zien in de verte wat trucks rijden, passeren elektriciteitsmasten en de camera komt uiteindelijk tot stilstand bij een groepje zwerfhonden die zich in het woestijnzand ingraven.
Out There liet goede videokunst zien en dat is winst voor de stad. Het werk werd overwegend goed gepresenteerd. Maar om de doodsaaie plinten van De Rotterdam en de Cruiseterminal echt tot leven te brengen is natuurlijk veel meer nodig dan een tentoonstelling als Out There. Wanneer gaat de gemeente Rotterdam nu eindelijk eens haar beleid tot verlevendiging van stadsplinten consequent toepassen op de Wilhelmina-pier?
Belang
Wat is het belang van Art Rotterdam voor de stad? Het antwoord ligt al een beetje in dit citaat van Rutger Ponzen besloten. Art Rotterdam is geen wereldspeler van formaat. Hier loopt niet de internationale jetset z’n miljoenen te besteden zoals in Maastricht, maar Rotterdam staat wel voor verrassing en vernieuwing. Vergelijk het met het International Film Festival Rotterdam dat niet kan opboksen tegen de drie grote filmfestivals van Cannes, Berlijn en Venetië met hun rode lopers vol wereldsterren, maar dat op het niveau daaronder wel voor vernieuwing in de filmkunst kan zorgen. Of met het festival Operadagen Rotterdam die geen gelikte galapremières biedt, maar wel veel vernieuwing in het genre, in locatietheater en in jong talent.
Art Rotterdam is een nationale en internationale beurs met een imago dat overeenkomt met dat van de gaststad. Ofwel: een stad voor laagdrempelige kunstmanifestaties die niet elitair, maar wel vernieuwend en verrassend willen zijn. Tegelijkertijd vormen Art Rotterdam en de alternatieve beurs Rotterdam Contemporary het stevige fundament waarop andere uiteenlopende kunstactiviteiten plaatsvinden, van side shows op het terrein van de Van Nellefabriek, de beurs Object op het ss Rotterdam, vele bijzondere openingen in de musea en de Kunsthal, de kunstroute Uit de Verf langs de kleine kunstinitiatieven in de wijken en twee videopresentaties in de publieke ruimten van Coolsingel en Wilhelminapier. De Art Week Rotterdam is uitgegroeid tot een veelzijdig festival dat naast duizenden nationale en internationale bezoekers tienduizenden Rotterdammers weet te bereiken en dat goed past in het beleid van Rotterdam als festivalstad dat een kwarteeuw geleden in gang werd gezet.