De term ‘cultuurparticipatie’ is een politiek zwaargewicht. In ieder cultuurdebat tussen (kandidaat)gemeenteraadsleden is men het over één thema wel eens: cultuurparticipatie is een goede zaak, daarop mag niet worden bezuinigd, dat kan alleen maar meer en beter. Deze brede overeenstemming is mooi, maar ook een reden voor Puntkomma om hier eens dieper op in te gaan. Dit essay is het eerste deel van een serie artikelen in Puntkomma die dieper in gaat op thema’s als participatie, burgerschap, op het fenomeen van de stadsinitiatieven en op de rol van de (nieuwe) gebiedscommissies.
Actief en passief
Er zijn verschillende manieren om over deelname aan het culturele leven te spreken. Een gebruikelijke indeling is die waarbij een onderscheid tussen actieve en passieve cultuurparticipatie wordt gemaakt. Actief is zelf doen, passief is kijken of luisteren naar wat anderen maken of maakten. Zelf een muziekinstrument bespelen of een gedicht schrijven of een foto maken zijn vormen van actieve cultuurparticipatie. Een kunsttentoonstelling bezoeken, een roman lezen of naar een muziekstuk luisteren zijn passieve vormen van participatie.We weten veel van de manier waarop Rotterdammers actief en passief aan cultuur deelnemen. Het gemeentelijk bureau voor Onderzoek en Statistiek (waarvan het laatste woord in de naam onlangs is vervangen door het onheilspellende begrip Business Intelligence) doet al jaren onderzoek naar de wijze waarop de Rotterdammer zijn vrijetijd doorbrengt en naar de mate waarin de wereld van kunst en cultuur wordt betreden. (Men leze bijvoorbeeld het rapport ‘Cultuurparticipatie van Rotterdammers 2011’.) De gegevens over deelname aan het culturele leven zijn ook gespecifieerd per 14 deelgemeenten beschikbaar. Ter vergelijking kunnen de landelijke gegevens over cultuurparticipatie dienen die al sinds decennia door het Sociaal en Cultureel Planbureau worden verzameld. Uit zo’n vergelijking kan dan blijken op welke punten Rotterdammers verschillen van het gemiddelde van de Nederlandse (of Randstedelijke) bevolking en daar kan een culturele instelling gericht beleid op inzetten.Politici vinden deze vormen van actieve en passieve cultuurparticipatie belangrijk. In partijprogramma’s en coalitieakkoorden wordt het stimuleren van deelname aan het culturele leven vaak als een belangrijke doelstelling opgevoerd. Soms worden concrete programma’s opgesteld op basis van politieke wensen, zoals het Rotterdamse programma ‘Ieder kind een instrument’, waarmee de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) muziekdeelname stimuleert. Deze stichting is groot geworden in het aanbieden van actieve vormen van cultuurparticipatie in alle mogelijke disciplines van de kunst. Culturele instellingen in het algemeen geven veel aandacht aan de opbouw en vergroting van het publiek. Door middel van veelomvattende marketing en intensieve educatietrajecten wordt veel energie gestoken in het vergroten van cultuurparticipatie. Vroeger was dat een sterke kant van vooral musea, terwijl de laatste decennia ook podiumkunstinstellingen een uitgebreid educatief programma hebben.
Klant of mede-eigenaar, deelnemen of deelhebben
Er is nog een andere manier om over cultuurparticipatie te spreken en daarbinnen een tweedeling aan te brengen. Er is een wezenlijk andere manier van spreken over cultuurparticipatie denkbaar. Vergelijk de manier waarop de vroegere Vlaamse minister voor Cultuur, Bert Anciaux, er over schrijft. In de toelichting van zijn Participatiedecreet, in werking getreden in 2008, maakt hij het volgend onderscheid:Participatie als “deelnemen” wordt ingevuld vanuit een eerder consumptieve invalshoek: participanten zijn hier de gebruikers, de aanwezigen, de toeschouwers, de meedoeners. Hun relatie ten opzichte van het aanbod is eerder ingevuld als klant, zonder de commerciële connotatie. Deelnemers komen, maken gebruik of genieten van het aanbod, en gaan terug weg. Er is in deze dimensie weinig of geen sprake van een vereenzelviging met dit aanbod of de aanbieders.Participatie als “deelhebben” legt vooral de nadruk op een doorgedreven betrokkenheid. De participant is hier sterk bij het voorbereiden of het uitvoeren van het aanbod geëngageerd. De participant is in deze betekenis veeleer een symbolische of reëlemede-eigenaar van het aanbod. Dit kan als vrijwilliger in diverse functies (bestuurder, uitvoerend, specialist, occasioneel of quasi permanent…), maar ook als beroepskracht of semi-professioneel. De participant vereenzelvigt zich met dit aanbod of de instelling/vereniging die er achter schuil gaat.Bij het maken van dit onderscheid gaat het dus niet om actief versus passief, om zelf doen tegenover kijken en luisteren, maar om de mate van betrokkenheid bij de cultuurproductie en bij de organisatie daarvan, bij de cultuurproducent.Met dit in Vlaanderen gehanteerde onderscheid binnen het begrip cultuurparticipatie kan aangesloten kan worden bij actuele noties over burgerparticipatie, een begrip dat in de politieke en maatschappelijke discussie alom aanwezig is.
Systeemwereld en leefwereld
Je kunt in het culturele leven van een stad als Rotterdam verschillende niveaus onderscheiden: dat van de stad, de wijk of buurt en het gezin. Hier introduceren we opnieuw een tweedeling, die tussen de systeemwereld en de leefwereld. Dit zijn vrij abstracte begrippen en ook ongenuanceerde termen, maar op dit moment kan een schematische aanpak ons helpen om het culturele veld van Rotterdam beter te overzien. Later nuanceren we deze tweedeling.Het onderscheid tussen systeemwereld en leefwereld ontlenen we aan een recent rapport van CAL-XL, een landelijk werkende organisatie die zich bezig houdt met kunst en cultuur dicht bij de burger. De organisatie noemt zich “Laboratorium voor kunst & samenleving” en schreef op verzoek van de gemeente een rapport over de introductie van culturele wijkteams in Rotterdam. Tot de systeemwereld kunnen we de overheid rekenen, maar ook woningcorporaties en gesubsidieerde culturele instellingen, fondsen en welzijnsorganisaties. Bewoners van Rotterdam hebben met deze ‘instanties’ te maken maar leven daarnaast hun alledaagse bestaan in de eigen leefwereld. Ook en vooral in deze leefwereld nemen zij initiatieven van culturele aard. (Tuinieren, koken, breien, kleding maken, gedichten schrijven, schilderen, fotograferen, websites bouwen, in een kerkkoor zingen enzovoorts.) Die leefwereld is anders dan de systeemwereld: er gelden andere waarden, normen en regels. De professionals uit de systeemwereld staan overigens niet per definitie tegenover de initiatieven vanuit de leefwereld. Integendeel, CAL-XL bepleit juist een alliantie van professionele, culturele en maatschappelijke instellingen die initiatieven in de leefwereld ondersteunen.CAL-XL werd recent ingeschakeld door de gemeente Rotterdam en deed onderzoek naar een model dat vanaf 2009 door de gemeente is ontwikkeld: de oprichting van culturele wijkteams. Een trojka, drie personen afkomstig van gemeente, deelgemeente en woningcorporatie, begeleidden de oprichting van deze wijkteams en stopten gezamenlijk een bedrag van (meestal) 30.000 euro in een pot waaruit kleinschalige initiatieven in de wijken werden betaald. In 2013 werd dit initiatief met culturele wijkteams door de gemeente beëindigd en overgedragen aan de cultuurscouts. Uit het evaluatieonderzoek van CAL-XL van mei 2013 blijkt dat het werken met teams moeizaam van de grond kwam. Het bleek moeilijk om per wijk een meer permanente club mensen bij elkaar te houden die de initiatieven coördineert. Wellicht is het niveau van de wijk ook te hoog gegrepen en moet de inzet van bewoners op een lager niveau vorm krijgen, nog dichter bij de eigen wereld. Wellicht is een wijkteam toch nog te veel een pseudoparlementair orgaan dat een vorm van representatie simuleert. Misschien moet de inzet van de burger nog eenvoudiger vorm krijgen, dichter bij huis, school en werkplek.
Cultuur in de alledaagse leefwereld
Het is mogelijk beide eerder beschreven invalshoeken te combineren. Enerzijds is er het onderscheid tussen deelnemen en deelhebben, tussen klant zijn of mede-eigenaar, anderzijds is er het onderscheid tussen systeemwereld en leefwereld. Leg je die beide benaderingen over elkaar dan ontstaat er in een hoekje van deze schema’s een boeiend veld van betekenis: deelhebben aan cultuur in de leefwereld. Daarbij gaat het om initiatieven waarin burgers zich niet in de eerste plaats als klant van stedelijke culturele instellingen gedragen, maar als mensen die in de dagelijkse leefomgeving cultuurscheppend actief zijn, thuis en in de buurt, op school en in het werk: in de vele vormen van vrijetijdsbesteding. En die daar ook de verantwoordelijkheid voor dragen.Bewoners van de wijk, scholieren en studenten in de onderwijsinstellingen, groepen in buurt- en verzorgingshuizen kunnen zelf verantwoordelijkheid dragen voor de uitbouw van de eigen cultuur; een cultuur die aansluit bij de levenservaring van mensen, bij de leefwereld van bewoners van de wijken en van scholieren, van studenten en van cliënten in de zorginstellingen. Deze vorm van cultuurparticipatie gaat uit van betrokkenheid van deze groepen bij de voorbereiding, inhoud, organisatie, financiering en uitvoering van culturele activiteiten. Hier gaat het om activiteiten binnen de directe leefwereld van de burger: om een cultuurproductie die aansluit bij de codes die heersen in de leefwereld van groepen bewoners in de buurten en wijken en instellingen van onze stad.Dit betreft dus geen aanbod (actief of passief) dat is geworteld in de programma’s van gesubsidieerde culturele instellingen of commerciële partijen, maar een aanbod dat gebaseerd is initiatieven vanuit de leefwereld. We kunnen dan ook over cultuurparticipatie spreken op een wezenlijk andere manier dan over bijvoorbeeld het aantal verkochte kaartjes, uitgeleende boeken en bezoek aan festivals. We zien dan vormen van cultuurparticipatie die niet zijn gebaseerd op meetbare productie en consumptie, maar op veel moelijker meetbare zaken als zelfbeheer, zelforganisatie, zelfexpressie, autonomie.Cultuurparticipatie is geen moreel imperatief. Het is ook niet per definitie gericht op het vergroten van sociale samenhang binnen de leefwereld. Wel kan deze vorm van cultuurparticipatie mensen helpen hun organisatorische vaardigheden te vergroten, onderhandelingsvaardigheid aan te leren, op een slimme manier om te gaan met macht. Als burgers zelf verantwoordelijkheid dragen voor de inhoud van het aanbod, voor de organisatie van het product en voor de inzet van bepaalde technieken, dan leren ze bestaande machtsverhoudingen te doorbreken. Dat is winst die ze op dit en andere terreinen van de samenleving kunnen inzetten.Sommige mensen zijn bang dat cultuurparticipatie op het niveau van de leefwereld leidt tot enorme vertrutting, tot populistische cultuuruitingen. Dat zal voor een deel vast wel het geval zijn. Voor een ander deel wordt in de leefwereld ook een culturele elite of avant-garde zichtbaar, vallen mensen op die zich bezig houden met het schrijven van gedichten, met het maken van muziek of het scheppen van beelden die slechts voor hen zelf en een heel kleine groep om hen heen toegankelijk zijn. Participatie is niet gelijk aan popularisering, aan het stimuleren van volkse sentimenten. Het gaat hier om een vorm van participatie die nauw aansluit bij de eigen levenservaring van mensen en die levenservaring kan best extreem zijn of een extreme vorm krijgen. In de leefwereld moet ruimte zijn voor afwijkend gedrag. De pluriformiteit van de Rotterdamse samenleving staat garant voor een bont geheel aan uitingen. De organisatievormen van de cultuurproductie bieden daar ruimte voor.
De vrijwilliger als deelhebber
Hebben we het hier eigenlijk niet gewoon over ‘vrijwilligerswerk’, een aloude term voor de activiteiten van mensen die in hun vrije tijd op non profit basis actief zijn binnen organisaties? En kennen we dat vrijwilligerswerk niet al heel lang in de culturele sector, in de wereld van wat met een ouderwetse term ‘amateuristische kunstbeoefening’ wordt genoemd? Jawel, maar die wereld is wel erg veranderd. Vroeger was die brede wereld van de amateurkunsten duidelijker zichtbaar. Iedere wijk had zijn eigen fanfare en drumband, iedere kerk het eigen koor, de grote werkgevers een eigen harmonie. Concoursen zorgden voor zichtbaarheid en anders was er altijd wel een winkelcentrum te openen waarbij de fanfare kon optreden. Grote groepen vrijwilligers waren nodig om al deze amateurorganisaties te laten draaien. Vele avonden werden besteed aan het organiseren van de optredens, de jaarlijkse bingo, de kerstmaaltijd en dergelijke.Maar de wereld van de amateurkunst is veranderd, de smaak van de burger is een andere geworden, andere leefstijlen doken op in de grote stad Rotterdam. We horen nu eerder spreken over brass, hiphop en gospel. De vrijwilligers zijn gebleven, al zijn die in het culturele veld slecht zichtbaar. In de culturele sector wordt geen zichtbaar ‘vrijwilligersbeleid’ gevoerd en dat is verklaarbaar, want vrijwilligers doen niet aan tijdschrijven. De inzet van vrijwilligers is niet te meten, de accountant kan er in zijn verklaring niets mee, dus bestaat het verschijnsel voor de Gemeente(lijke Rekenkamer) niet. Er is dan ook geen subsidie voor beschikbaar. Maar ook zonder ‘beleid’ gaan vrijwilligers gelukkig door. De meesten althans en niet altijd even adequaat want ze stellen zich zelden als ondernemer op. Ze vallen buiten het blikveld van een cultuurbeleid dat de mentaliteit van ‘cultureel ondernemerschap’ als grootste verdienste heeft aangemerkt. Vrijwilligersinzet wordt netjes gemeld in de jaarverslagen van de instellingen, maar hun inzet is geen onderwerp van cultuurbeleid.
De professional als deelhebber
Wat is eigenlijk de positie van de professional in het ‘kwadrant’ van de samenleving die we hier beschouwen: het kwadrant waarin cultuurproductie in de leefwereld en zelfbeheer elkaar versterken? CAL-XL wijst er op dat de professional uit de systeemwereld niet de natuurlijke vijand is van de burger die in de eigen leefwereld opereert. Ook de Vlaamse cultuurminister, zagen we in het citaat hiervoor, rekent de professional en de semiprofessional nadrukkelijk tot de mogelijke deelhebbers op het niveau van cultuurparticipatie. Professionals kunnen vormen van cultuurparticipatie ondersteunen die gericht zijn op het versterken van betrokkenheid van bewoners bij de daadwerkelijke voorbereiding, inhoud, organisatie, financiering en uitvoering van culturele activiteiten.In het interview met cultuurscouts elders in dit nummer van Puntkomma komen professionals aan het woord waarvoor deze ondersteuning de kerntaak is. Enkele andere cultuurinstellingen, niet veel, werken ook direct met bewonersinitiatieven. De professional die hiertoe wordt geroepen moet dienstbaar kunnen zijn aan zijn doelgroepen.Makkelijker hebben de zzp’ers, zelfstandigen die redelijk vrij staan ten opzichte van de institutionele wereld. Veel kunstenaars en vormgevers en andere creatievelingen, alleen werkend of binnen kleinschalige studio’s, zijn actief op het niveau van de leefwereld. In bewonersorganisaties, in wijk- en actiegroepen zijn meer en meer creatieve professionals actief. Dat is winst voor beide. De creatieve sector wint aan verbondenheid met de stad, met de initiatieven in de samenleving. De samenleving krijgt er als het goed is een veelheid aan creatieve ideeën voor terug. De creatieve klasse is vaak goed in communicatie, in aansprekende vormen, in het organiseren van memorabele evenementen, in de vormgeving van sterke verhaallijnen.
Cultureel ondernemerschap
De systeemwereld in het domein van kunst en cultuur ontwikkelt zich in de richting van de markt. Van gesubsidieerde culturele instellingen wordt verwacht dat ze zichzelf steeds sterker als cultureel ondernemer profileren. In dat profiel wordt de nadruk gelegd op kwantitatieve, meetbare gegevens (bezoekcijfers, omzet, horeca, zaalverhuur, deelnemersaantallen, onderwijsleerlingen). De rationaliteit in de wereld van culturele instellingen is gericht op een verbeterde marktpositie, op een sterke bijdrage aan naam en faam van Rotterdam, op verzakelijking en bureaucratisering. De bezoeker van de kunstinstelling is klant geworden. “De Algemene Bezoekersvoorwaarden zijn van toepassing”, melden de tickets en bij de griffie van de Rechtbank kunt u inzien onder welke voorwaarden u zojuist als klant een tijdelijke overeenkomst met het bezochte theater of museum had gesloten. Deze verzakelijking van de verhoudingen heeft voordelen voor de stad en voor de klant, de kwaliteit van het product en van de output van de instellingen neem immers toe. Er zijn voordelen te behalen, maar de afstand tussen de systeemwereld en de leefwereld wordt wel groter.Cultuurparticipatie als vorm van ‘deelnemen’ heeft politiek alle aandacht, cultuurparticipatie als vorm van ‘deelhebben’ wordt nauwelijks opgemerkt. De leefwereld van de burger valt grotendeels buiten de ratio van politiek en openbaar bestuur.Er is in het Rotterdamse cultuurbeleid weinig aandacht voor vormen van cultuurparticipatie waar een zakelijke klantrelatie niet op de voorgrond staat. Tot voor kort was er een ‘Actieprogramma Cultuurbereik’ waaruit verschillende projecten op wijk- en buurtniveau konden worden gefinancierd. Dat programma bestaat niet meer, het geld is op. Sommige culturele instellingen zijn of waren actief met het ondersteunen van bewonersinitiatief. Kosmopolis Rotterdam was zo’n instelling, maar die werd door de gemeenteraad van Rotterdam de nek omgedraaid. Museum Rotterdam experimenteert voorzichtig en bescheiden met een wijkaanpak waarin ruimte is voor initiatieven aan de basis. Zo ook het Verhalenhuis Kaap Belvedere op Katendrecht. Sommige instellingen doen aan vormen van community art, zoals het Rotterdams Wijktheater of het Rotterdams Centrum voor Theater (zie het interview met directeur Paul Röttger elders in dit nummer van Puntkomma). De laatste jaren zijn vaker beeldende kunstenaars actief op het niveau van de leefwereld, zoals Rotterdamse kunstenaars als Jeanne van Heeswijk en Wandschappen (Nicole Driesens en Ivo van den Baar). Op hun werk komen we in volgende afleveringen van Puntkomma terug.De SKVR doet aan cultuurparticipatie als aanbieder van kant en klare cursussen, van actieve cultuurparticipatie waarin de klantrelatie uitgangspunt is. Empowerment van burgers en burgerinitiatieven, stimulering van zelforganisatie lijkt niet haar kerntaak, hoewel de instelling recent een voorzichtig experiment in Hillesluis is begonnen (met geld van ondernemers en met begeleiding van CAL-XL). Is de SKVR, die ooit mede-initiatiefnemer was van het instituut cultuurscouts maar die zich de laatste jaren concentreerde op cultuurparticipatie in de traditionele betekenis van het woord, opnieuw bezig om de actief meebesturende burger ruimte te geven?De enige serieuze partij die zich structureel en over een langere periode met de leefwereld bezighoudt is het instituut van de cultuurscouts. Daarnaast zijn er de laatste jaren enkele cultuurprijzen op het niveau van de deelgemeenten waarvoor individuele burgers of een groep burgers projecten kunnen voordragen. Hier en daar bestaat er een simpele subsidieregeling of stimuleringsfonds voor eenvoudige projecten op buurt- en wijkniveau en voor eigen initiatieven van jongeren. Deelgemeenten kennen regelingen voor het ondersteunen van bewonersinitiatieven. Daarbij gaat het om kleine bedragen die zonder veel poespas kunnen worden verstrekt. Veel is het allemaal niet en een duidelijk stadsbreed beleid ontbreekt. De rationaliteit van de systeemwereld is in het Rotterdamse culturele veld allesoverheersend.Alles bij elkaar gaat op z’n hoogst een paar procent van de cultuurbegroting van gemeente en deelgemeenten samen naar cultuur op het niveau van de leefwereld. De grote instellingen (musea, theaters, gezelschappen) slokken bijna al het geld op. Dat levert goede producten op waarmee Rotterdam zich mag feliciteren. En waar een breed publiek op afkomt en van geniet. Maar voor sommige burgers staat die wereld te ver van hun bed en dat is geen schande. Voor die burgers zou er dichter bij huis en haard ook een aanbod moeten zijn en wel een aanbod waarbij zij zelf, in organiserende en producerende en beherende zin, betrokken zouden kunnen zijn.
Stadsinitiatief
Sinds een paar jaar kent Rotterdam het instituut van een stadsinitiatief. Burgers kunnen plannen indienen, ondersteund door experts tijdens netwerk- en workshopavonden. Een jury beslist welke plannen uiteindelijk in de vorm van een referendum aan de Rotterdamse bevolking worden voorgelegd. De eerste winnaar van dit initiatief was een architectenbureau dat onder meer een luchtsingel nabij het Schieblock voorstelde, de tweede winnaar maakte een plan voor een schaatsbaan. Tientallen andere interessante projecten kwamen uit de samenleving opborrelen.Er is veel kritiek op het instituut van het ‘stadsinitiatief’. Ten onrechte, want het is een van de weinige manieren waarop in Rotterdam ideeën uit de leefwereld gerealiseerd kunnen worden. In de aanpak van het stadsinitiatief staat sterke betrokkenheid bij de voorbereiding en uitvoering van het project centraal. Mede-eigenaarschap is uitgangspunt van het initiatief en daarmee engagement.Veel criticasters hebben moeite met eigenzinnige ideeën van medeburgers. Een luchtsingel, wat heb je daar nu aan? En dat in tijden van forse bezuinigingen en armoede en al die mensen die bij de Voedselbank lopen. Inderdaad, luchtsingels gaan in tegen de common sense dat we geen nutteloze dingen moeten willen in zulke moeilijke tijden. Wie is er ooit zo gek geweest om een Eifeltoren te willen bouwen?Gelukkig heeft het stadsbestuur zich weinig aangetrokken van dergelijke kritiek. Gelukkig heeft dat bestuur het instituut van het stadsinitiatief verbreed tot wijk- en buurtplannen. De projecten van de afgelopen jaren waren nogal centraal stedelijk; wijk en buurt kwamen er bekaaid vanaf. Dat is nu anders en dat is goed. Het stadsinitiatief is een zinvol instrument om de creativiteit van burgers in de leefwereld zichtbaar te maken. Het is een nuttig hulpmiddel om duidelijk te maken, dat burgers meer of anders willen dan klantrelaties met hun overheid, dat de ratio van de systeemwereld niet het enige model is waarmee de overheid de samenleving bestuurt.
Van deelgemeente naar gebiedscommissie
Het openbaar bestuur in Rotterdam verandert. De deelgemeenten maken plaats voor gebiedscommissies. Dat kan uit een oogpunt van cultuurparticipatie een voordeel zijn. De kerntaak van deze nieuwe organen is om de participatie van burgers te organiseren. Daarvoor beschikken ze over instrumenten zoals een fonds om burgerinitiatieven te ondersteunen, de opdracht om een gebiedsplan op te stellen. De gebiedscommissies hebben anders dan de deelgemeenten geen eigen begroting, budget of bestuurlijke bevoegden. Dat geeft ze een voorsprong. Ze hoeven niet langer belangen af te wegen, ze kunnen pal achter de belangen van bewoners van hun gebieden staan, ook achter minderheidsbelangen. De leden van de gebiedscommissies zijn rechtstreeks gekozen; ze hebben daardoor eenzelfde mandaat als de gemeenteraadsleden. De gebiedscommissies kunnen een zware lobby richting centrale stad organiseren zonder dat de stad de commissies nog terug kunnen verwijzen naar eigen budget of bevoegdheden.Laten we de instelling van de gebiedscommissies gebruiken om de cultuur op het niveau van de leefwereld te versterken. Laten we de commissies vragen zelfbeheer door burgers van de eigen culturele voorzieningen te ondersteunen. De gemeente kondigt de komst van de gebiedscommissies aan onder de kreet “Minder politiek, meer buurt”. Laten we daar aan toevoegen: “meer cultuur”.
De komende jaren
De komende jaren zouden in het teken kunnen staan van een verschuiving van de aandacht van ‘cultuur als systeem’ naar ‘cultuur als leefwereld’. Die aandacht kan ondersteund worden door de instandhouding en uitbreiding van een bescheiden instrumentarium aan subsidieregelingen voor burgerinitiatieven, aan cultuurprijzen en –opdrachten. Inzet van creatieve professionals op het niveau van de leefwereld kan versterkt worden. Projecten in de sfeer van community art kunnen vaker plaats vinden. Meer aandacht voor de inzet van cultuurscouts is zinvol, want de huidige scout werkt part time in gebieden die de omvang hebben van een middelgrote Nederlandse stad. De nieuwe gebiedscommissies kunnen cultuurparticipatie nadrukkelijk tot hun taak rekenen en burgers leren de eigen voorzieningen voor te bereiden en te beheren.Hopelijk komt een stortvloed aan ideeën op die nieuwe gebiedscommissies af. Ideeën over zelfbeheer van voorzieningen door middel van bijvoorbeeld wijkcoöperaties, over aanjaagkapitaal door middel van microkredieten voor zzp’ers in culturele praktijken, over nieuwe vormen van verenigingsleven en van vormgeving daarvan door amateurbeoefenaars. Leren door middel van participeren, het ontwikkelen van nieuwe culturele praktijken in samenwerking tussen bewoners, dienstbare professionals en nieuwe creatieve beroepsbeoefenaren, daar zit de komende jaren de vernieuwing in het culturele leven van de stad. —HB