De mbo’er en het museum

Dit artikel is een annex bij het artikel 'Cultuur in meervoud'in dit nummer.
Door
Nov 5, 2019

Voor mijn masterstudie aan de Erasmus Universiteit nam ik in 2018 mbo’ers van 16 tot 20 jaar mee naar twee musea met in mijn hoofd de volgende vraag: Hoe kunnen musea het best op zoek gaan naar een jongere doelgroep?

Om er achter te komen hoe de mbo’ers kunst ervaren stelde ik vragen over hun verwachtingen en observeerde ik hun gedrag tijdens de bezoeken aan Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam en Museum Volkenkunde in Leiden. Na elk bezoek interviewde ik de leerlingen individueel. In eerste instantie voelden de jongeren zich helemaal niet aangesproken door klassieke schilderijen. Om kunstwerken te begrijpen moeten ze beschikken over (kunsthistorische) kennis die ze niet hebben. Daardoor krijgen ze het gevoel er niet bij te horen: “Met kunst moet alles altijd een betekenis hebben. Ik maak er liever zelf een verhaal van zodat het klopt voor mijzelf dan dat ik de betekenis van een kunstenaar volg.” Als het niet lukt om ‘er zelf een verhaal van te maken’ distantiëren zij zich van kunst en wordt het saai om deze te bekijken: “Het was veel van hetzelfde. En misschien komt het ook gewoon door al die oude schilderijen waardoor het saai werd.” Maar op het moment dat ze aandacht krijgen van een rondleider die hen contextuele uitleg geeft voelen ze zich ineens gezien. Ze geven hun mening en beginnen erover te praten.

Om kunst te begrijpen maakten de mbo’ers associaties met hun eigen leven. Zo ontdekt een meisje een verwantschap met de schilderijen van Mondriaan, omdat hij aan het begin van zijn carrière “ook niet begrepen werd” – iets dat zij nadrukkelijk ook voelde. Een ander vindt een aanknopingspunt bij Brueghels Toren van Babel. Zij houdt zich afzijdig van de gesprekken over kunst maar begint te vertellen over Babylonische spraakverwarring dat zij herkent door haar religieuze achtergrond. Uit de gesprekken blijkt dat schilderijen waar de leerlingen associaties mee kunnen maken duidelijk meer indruk maken en blijven hangen in hun geheugen.

De smaakvoorkeuren en interesses van deze jongeren kun je verklaren in termen van ontspanning, ontsnapping en ontdekking; een museum bezoek je voor afleiding en vermaak. Maar het gevoel er niet bij te horen lijkt in de weg te staan. Om zich te gedragen kopiëren ze soms het gedrag van andere bezoekers. Een jongere zei bijvoorbeeld: “Ik heb altijd het idee, als ik te snel doorloop bij een schilderij waar veel mensen heel interessant naar staan te kijken, dat ze dan denken dat ik vast geen interesse heb in kunst ofzo.” Dit probleem verdwijnt op het moment dat zij zich betrokken voelen bij een kunstwerk of ruimte, door bijvoorbeeld zintuigelijke stimulatie of herkenbaarheid. Het betreden van The Infinity Room van Yayoi Kusama is daar een voorbeeld van. Ik zag dat de jongeren snel actief zijn met het onder woorden brengen van hun ervaring als ze lichamelijk betrokken zijn bij het kunstwerk en dan geen voorkennis nodig hebben.

Herkenbare thema’s uit de hedendaagse kunst kunnen zorgen voor aanknopingspunten. Juist dan leggen leerlingen interessante associaties en verbindingen tussen zichzelf en kunst en dit zorgt voor grote ontdekkingen. Een mooi voorbeeld daarvan is een meisje met een Nigeriaanse achtergrond: “Als het over de cultuur van mijn voorouders gaat dan wil ik het weten. Als een museum mij daar iets over leert, dan ga ik er heen. Dan weet ik dat ze mij respecteren en iets weten over mijn cultuur en mijn land. Dat vind ik leuk.” Door bij de rondleidingen te vertrekken vanuit de betekenis die de jongeren zelf geven aan de kunstwerken gaat kunst leven en krijgt de jonge toeschouwer gevoel van zeggenschap.

Misschien vind je dit ook leuk

No items found.