Kunst

De raket of de verschroeide aarde

Aan de kunstenaars ligt het niet. Die doen gewoon wat ze altijd al deden, opportunistisch of niet. Maar zijn culturele instituties voldoende toegerust en in staat zijn om nieuwe waardenketens te creëren en te onderhouden en betekenis te laden?
Door
Hajo Doorn

De kunstwereld is weer eens in beweging. Lijvige congressen, ingezonden meningen in gerespecteerde media en verhitte debatten staan in het teken van ongezouten en/of onderbouwde meningen en analyses. Heilige huisjes worden niet gespaard. Sommigen zien het als hoogverraad aan de sector en de collegialiteit als Melle Daamen (directeur Stadsschouwburg Amsterdam) in de NRC zich afvraagt of we in Nederland topballet moeten blijven faciliteren. Hans Waege (Rotterdams Philharmonisch Orkest) spreekt van ‘afscheid nemen van het prima donna-gedrag’. Toch blijft ook deze keer de kunstsector weer aan de veilige kant. Fundamentele veranderingen blijken moeilijk. De liefde voor het vak verblindt. De verwevenheid met structuren en verworvenheden is innig, maar het volstaat niet meer om langzaam aan de knoppen te draaien. De wereld verandert in een te hoog tempo. De sector is verzwakt geraakt en heeft aan politieke en economische betekenis ingeboet. Zwaaien met economische argumentatie helpt wel iets, maar het blijft een beetje raar om argumenten te gebruiken die niet van jezelf zijn en die ook niet tot de kern horen van waartoe je op aarde bent. Het verhaal van de kunstsector en het kunstbeleid is in toenemende mate instrumenteel en functioneel van toon en inhoud. Waar is de verbeelding? Waar is het verhaal? Welk verhaal?

Net als voormalig Rotterdamse Schouwburgdirecteur (en huidig directeur van de Theaterschool) Jan Zoet ben ik van mening dat er in deze tijd met de kunstenaars zelf, met of zonder talent, geen noemenswaardige onoverkomelijkheden zijn. De crisis geldt niet voor hen. Integendeel, het is een artistiek steuntje in de rug. Een beetje kunstenaar is immers altijd in crisis en vertwijfeling. Kunstenaars mogen en moeten in mijn ogen opportunistisch en amoreel (durven) zijn. Een knuffeltje voor Poetin, een interieurtje voor een hotel van een sjeik. We moeten het ze niet kwalijk nemen. Kunstenaars zullen altijd blijven komen en zich door niets laten weerhouden. Talenten – top of flop – moeten hooguit een zetje krijgen, maar daarna regelt het zichzelf. Of niet.De problemen zitten bij de de manier waarop de culturele instellingen zich de laatste jaren hebben ontwikkeld en de groeiende complexiteit om de kunstzinnige processen, het publiek en de opinie te sturen. Het is een logisch uitvloeisel van de huidige tijd waarin we leven en die getypeerd kan worden als ‘alles of niets’. Hard werken, waardecreatie en een portie geluk zijn hierin doorslaggevend. Het is De raket of de verschroeide aarde. Of je gaat sky high of het is doorploeteren op afgebrande en onvruchtbare grond. Als je eenmaal aan de verkeerde kant van de medaille zit is de snelste manier om uit de misère te komen en succes te hebben, je aan te sluiten bij een sterke bestaande waardeketen. Alessandro Baricco heeft dit proces beschreven in zijn boek De Barbaren. Je bouwt bijvoorbeeld –zoals Whatsapp– een appje op een sterk platform en wordt overgenomen voor 14 miljard euro omdat je zelf een nieuwe keten of platform dreigt te worden. Sterke merken zoeken elkaar op in deze tijd, versterken elkaar en houden elkaar vast om de concurrentie te slim af te zijn (of uit te kopen). Louis Vuiton maakt tassen voor BMW; Apple bouwt zijn iOS voor Mercedes. Het verklaart bijvoorbeeld –deels– ook het succes van Het Rijksmuseum. De timing van de heropening is perfect in de discussie over erfgoed en identiteit in het kader van de opkomst van het populisme en het gedoe rond het Nationaal Historisch Museum. De verbouwing had niet drie jaar korter moeten duren. Ook de succesmusical Soldaat van Oranje past in de herwaardering van het historische erfgoedverhaal, maar er zijn meer sterke ketens actief. Zo zijn de op kapitalistisch-realistische leest geschoeide toneelstukken als De Prooi over de ondergang van ABN AMRO populair. Ze verkopen zichzelf omdat ze aanhaken bij een reeds gelanceerde succesketens – in dit geval de successieve ondergang van banken en financiële instellingen. Het hoeft geen betoog dat de mainstream media in dit proces een katalyserende rol spelen, niet in de laatse plaats om zichzelf op de zegepraal te hijsen.

De vraag voor de culturele instituties van nu is of ze voldoende toegerust en in staat zijn om (nieuwe) waardeketens te creëren en te onderhouden en betekenis te laden? Vooral de grote instellingen zijn – meestal tegen wil en dank – verbasterd tot uitvoeringsorganen van politieke agenda’s. De instellingen bewegen mee met de bevliegingen van passerende politici en zijn langzaam weggelokt uit het eigen speelveld. Er wordt geschaakt op vijandelijke gronden en er worden vreemde talen gesproken zoalscultural governance. De sector heeft zich (ver)vormd naar het voorbeeld van een bedrijfsleven, dat zelf meermaals opzichtig heeft gefaald in het toezicht. In de nieuwste Governance Code Cultuur  – waarom was die eigenlijk nodig? – komen de woorden ‘kunst en cultuur’ en ‘inhoud’ nauwelijks voor. (Zie www.governancecodecultuur.nl) Het is een tamelijk algemene gedragsaanwijzing die ook geschikt zou zijn voor de Diervoedervereniging Genemuiden of de Vlinderdasstrikassociatie Katendrecht. Wat cultuur tot cultuur (of kunst tot kunst) maakt doet weinig ter zake, als het maar netjes geregeld is en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met een gerust hart de verantwoordelijkheden kan afschuiven op een uitermate correct convenant, dat onder lichte dwang wordt getekend door betrokkenen. (‘Nee, het is niet verplicht, maar we nemen het wel mee als voorwaarde in de subsidieverordeningen’). Natuurlijk ben ik voor een transparant en verantwoord bestuursmodel als er overheidsgeld in het spel is, maar deze code draagt op geen enkele manier bij aan een versterking van de cultuur. Integendeel.

De affichatie met de marktwerking in de raden van toezicht heeft daarnaast nauwelijks een cent extra voor cultuur opgeleverd, maar heeft er wel toe bijgedragen dat de commandocentra van de instituties geïnfiltreerd zijn geraakt met generaals buiten dienst van een verkeerde divisie. Het heeft een aantal vreemde gedrochten opgeleverd. Een aantal particuliere fondsen zoals De Verre Bergen in Rotterdam en Ammodo in Amsterdam bijvoorbeeld hebben een heel agressieve vorm van aanmatigende betutteling geïntroduceerd in termen van: ‘Wij gaan de cultuursector wel even leren hoe het moet’. Een ingediend plan wordt binnenstebuiten gekeerd om het aan hun eigen agenda te matchen en vervolgens gaan ze als een consultancy-bedrijf het aangepaste plan met buitensporige bedragen ondersteunen en uitvoeren. Dit soort fondsen gedragen zich eigenlijk als een soort Suikeroomsjeiks die een lokale voetbalclub met teveel geld naar de titel van de Champions League willen loodsen met allerlei onvoorziene en ontwrichtende gevolgen.

 De creativiteit en de verwondering lijken dus te verdwijnen uit de boardrooms. Het resultaat is –in veel gevallen– afrekenende organismen die verworden zijn tot zelfreferentiële monsters die ratelen van bezoekersaantallen, artistieke kwaliteit, professionaliteit, social media en creatief ondernemerschap, zonder de (pijnlijke) notie dat het eigen vakgebied misschien wel veranderd is tot ambachtelijke entertainmentindustrie voor een specifieke, door de politiek en economie bepaalde doelgroep. Cultuurinstellingen als vestigingsvoorwaarde. Als lokkers voor hoger opgeleiden die niet per se naar cultuur willen gaan maar het wel onder de knop willen hebben, naast actieve senioren en de creatieven zelf.Een complicerende factor voor de belangrijke instituties is dat inhaken op bestaande  – succesvolle – ketens erg veeleisend is. Monsters hebben veel nodig om zich mee te voeden: internationale celebs, dure producties, marketing. Naast geheide kaskrakers levert het soms echt pijnlijke resultaten op: Dan gaat het (icoon) Koninklijk Concertgebouworkest op de buhne met (icoon) Armin van Buren (icoon) De Bolero spelen. Wie wordt er nu eigenlijk gelukkig van, behalve het NOSjournaal? De publiekelijk gefinancierde cultuurinstellingen gaan zich meten met Van den Ende, Ziggo-Dome en ‘systeemproducent’ Mojo; monsters die wel van deze tijd zijn – net zoals de concertgebouwen 100 jaar geleden dat waren – en die wel die middelen hebben om zich vol overgave op een waardeketen te storten en die over te nemen. Maar ook de wat kleinere popzalen zijn opgeslokt door de industrie van de derivatenrock. Zolang het nog duurt overigens, want de opkomst van door bookingsbureaus zelf geproduceerde festivals is nietsontziend.De fixatie op bezoekersaantallen, toptalent en excellentie van de sector wordt mijns inziens veroorzaakt door onzekerheid over de eigen capaciteiten om de gewenste processen zelf op te bouwen, te sturen en te manipuleren. Daarom worden risico’s gemeden en wil iedereen zich verzekeren van succes, door op de verbrandingsmotor mee te liften van bewezen waarden. Vernieuwing is dus uit, het is een bijproduct, een onzekere factor in het prestatieraster. Het is dan ook niet raar dat Melle Daamen – vanuit zijn perspectief – bepleit dat er in de kunst teveel aandacht is geweest voor vernieuwing.Ik zie hiermee een interessant schisma opduiken tussen de systeem-instituties en kleinere instellingen en grassroots initiatieven. Waren de groten vroeger het eindpunt van een ontwikkeling en het hoogste doel aan het einde van de waardeketens, nu zijn de groten bezig met dammen op een ander (paracommercieel) speelveld. De kleintjes zijn eigenlijk irrelevant voor hun bestaan, behalve als het gaat om het voortbrengen van de incidentele (toekomstige) superstars en onmiskenbare talenten. We herkennen dit ook in de wetenschap en het bedrijfsleven. De toptalenten zijn de nieuwe valuecreators die voor de broodnodige verversing van het bloed moeten zorgen. Zij worden eruit gepikt en verder gepushed, de anderen blijven achter op de verschroeide aarde. Het verschil met vroeger is de grote kloof die er is tussen de (financiële) inspanningen die nodig zijn om ergens een succes van te maken (of te houden) en het ‘gerommel in de marge’. Het zorgt ervoor dat naar verhouding veel resources – tijd, aandacht etc – verdwijnen naar een kleine groep, waardoor er op het gebied van de waardecreatie – dus het gedeelte dat voorafgaat aan de successen – steeds minder mogelijkheden zijn. Steeds minder kunstenaars kunnen de stap naar een groter publiek maken, het verhaal van de instituties wordt eenzijdiger en de eigenheid verdwijnt langzaam uit het DNA. Voor de kleine instellingen is het steeds moeilijker om iets van toegevoegde waarde te leveren aan een bestaande succesketens. Hen rest de kruimels en de kantlijn van de ‘artistieke producties’.Hoe graag je als instituut ook alles zou willen doen, deze tijd dwingt tot keuzes. Het is eigenlijk onmogelijk om én aan talentontwikkeling te doen én grote publiekssuccesen halen. Hoe groot de wens ook is, maar met het gehijg in de nek om te scoren is het echt lastig om nieuwe bewegingen en tendenzen te ruiken en laten sudderen. Dikbetaalde toptalenten gaan daar geen verandering in brengen, integendeel. Alle instellingen moeten zich afvragen tot wie ze zich willen verhouden. Tot de kleintjes, tot het nieuwe of tot het grote. Wil je je aansluiten bij een bewezen waardeketen of zelf betekenis gaan laden? Wat zijn de thema’s? Het lijkt er soms wel op dat alles entertainment moet worden, van kunst tot wetenschap en politiek. Maar volgens mij zijn er meer dan ooit grote issues die vragen om nuancering, (op)positie en waardebepaling. Technologisch, sociaal en politiek. Van privacy tot communityvraagstukken. Kleine instellingen kunnen haast niet anders dan zich schikken in de rol van radertje in verschillende ketens waarin met beperkte middelen echt een verschil gemaakt kan worden.

Grotere organisaties zouden zich meer bewust moeten zijn van hun rol en de beperkingen van hun bestaan. In ieder geval leren om niet zelf alles te willen doen, tendensen toe te eigen en gewilde producties in te kopen voor een te hoge prijs. Sommige zaken kun je beter aan anderen overlaten die daar beter voor geschikt zijn. Door zelf waardeketens (mede te) vormen en deze te onderhouden en ondersteunen zonder deze gelijk te willen domineren kan wellicht ook het gevoel van ‘de verloedering van de kunsten’ worden gestopt. Een duidelijker onderscheid tussen het facilteren en bevorderen van de kunsten, en de mores van de democratisering van de cultuur draagt bij aan een wederzijdse afhankelijkheid en waardering met een sterkere sector tot gevolg. Iconische instituties die zich daadwerkelijk hard willen maken voor een inhoudelijk gedreven kunstzinnig programma zullen een fundamentele genderverandering moeten doorvoeren. Het volstaat niet een sideprogramma te starten met ‘extra’ geld, zoals het nu vaak gaat. Het moet van binnenuit komen. Er moet worden gesleuteld aan het DNA. Harde keuzes zijn onvermijdelijk. Gebeurt dit niet dan verwacht ik dat een aantal nieuwe grassroots instituties gaan starten die de huidige op rücksichtlose wijze gaan beconcurreren. Nog veel meer heilige huisjes gaan sneuvelen. Dan niet als nestbevuiling, maar als bevrijdende noodzaak. Met een harde strijd.Naast deze institutionele strubbelingen gaan we voor de kunsten mooie jaren tegemoet. De kunstenaars – en de verhalen – staan te trappelen. De kunst zal zich weer gaan engageren met politiek. Niet uit normatief activisme, maar als brengers van verbeelding én entertainment. Alles wat door de wetenschap wordt verguisd (ook daar worden de kloven steeds breder en dieper) zal door de kunst met open armen worden ontvangen. Want kunst is het domein van het onwaarschijnlijke en onmogelijke en daar is altijd behoefte aan. Niet autonoom of toegepast, maar interdependent.Ik voorspel een instorting van klassieke begrippen als kwaliteit of zeggingskracht. Het zijn echt conservatieve woorden. De jeugd is helemaal niet geïnteresseerd in de huidige standaarden. Het verklaart ook de val van Nederland3. Het is gewoon niet slecht genoeg! Games, cloud art, role playing, social interactions. Het zijn de nieuwe performances in nieuwe instituties waarvan de vorm nog onduidelijk is en ongrijpbaar zal blijven. En als het toch succesvol is zal de industrie zich erover ontfermen. Zoals dat altijd gaat en hoort te gaan.  —HD

Dit stuk is een bewerking van een bijdrage aan ‘De kunsten in transitie’ in Pakhuis de Zwijger te Amsterdam op 6 maart 2014

Misschien vind je dit ook leuk