Cultuur

De theorie van tachtig en twintig

Schrijver en dichter Arie van der Ent herkent in onze hedendaagse cultuur een patroon en de beschrijving van dat patroon noemt hij ‘de theorie van tachtig en twintig’. In dit essay licht hij die theorie toe en gaat daarbij, als rechtgeaarde Rotterdamse uitgever en vertaler van Russische literatuur, ook in op de Rotterdamse literaire wereld; op Rusland en Oekraïne; op de Oekraïne als bakermat van de Russische beschaving.
Door
Arie van der Ent

a nu, letterlijk en figuurlijk, als politieke entiteit en als groots idee… Hoe heeft het één zo in het ander kunnen overgaan? Waar, vraagt dit arbeiderskind zich af, is de troost van de stabiele elite, de nuchterheid van dapper redeneren? We zijn van God los, al heel lang, en niet alleen van God… We moeten het volk er weer onder krijgen, met kracht van argumenten, of anderszins, met verleiding, met sport en spel, met brood en spelen…

 

In dit schotschrift wil ik een lans breken voor hen die niet de massa willen bedienen, maar een bevoorrechte elite, van welke snit of samenstelling die ook mag zijn. Het is de neerslag van een langer gevoel en een langer denkproces dat zich uiteindelijk manifesteert in mijn benadering voor een nieuwe reeks vertalingen uit de Russische literatuur van alle tijden, edoch vooral de moderne. Dit stuk, bijna een paskwil, wil geen doorwrochte analyse zijn (weg daarmee!), maar de ontlading van een persoonlijk gevoel en een persoonlijke keuze.

Het uitgangspunt is een tamelijk arbitraire vorm van de gulden snede: het grote publiek, alle mensen tot wie de kunstenaar of kunstenmaker zich richt, bestaat voor tachtig procent uit mensen die kiezen voor het knusse, soepele en gemakkelijke en voor twintig procent uit mensen die voor het onherbergzame, moeilijke en weerbarstige gaan. (Weg met de page turners!) Ik probeer dat overal in te zien, die verdeling in massale meerderheid en uitverkoren minderheid, en hier vooral op drie fronten:

 

  1. Amsterdam-Rotterdam. Tachtig procent van de mensen – ook buitenlanders – houdt van het museale, bijgezette, in kaart gebrachte en gesanctioneerde Amsterdam, als toeristenstad, als boegbeeld van Nederland, als algemene knuffelbank. Twintig procent van de mensen houdt van het winderige en wispelturige Rotterdam dat, mede door een stevige Duitse inbreng, verstoken en verlost is van een opdringerige geschiedenis die je om elk grachtje en pandje tegemoet grijnst en met een loden last verstikt. Trouwens, hetzelfde geldt voor Moskou (20) en Petersburg (80), hoewel de verhoudingen van hoofd- en havenstad daar juist andersom liggen (maar waar die ommekeer pas 100 jaar geleden hardhandig tot stand werd gebracht);
  2. Amerika-Rusland. Ik haat Rusland, ik houd van Amerika, maar ik wil het hier alleen over de literatuur hebben. Daarin geldt inmiddels diezelfde 80-20 verhouding als hierboven geschetst: anders dan 50 jaar geleden staat maar een kleine minderheid open voor de zegeningen van de Russische literatuur. (Verderop zal ik mijn passie daarvoor proberen uit te leggen, alsmede mijn eigen keuze vóór de twintig en tegen de tachtig).
  3. Man-vrouw. Tachtig procent van het lezerspubliek is tegenwoordig vrouw. Ik richt mij op de man, die niet hetzelfde wil lezen als alle vriendinnen onder elkaar, niet zelden, o gruwel van conformisme, in leesclubmaandverband… Deze man kan overigens ook een vrouw zijn. De geuzenterm die ik bedacht heb voor deze hernieuwde oriëntatie voor het betreden van terra incognita, de veroveringszucht van het onbekende, het jagen op de onweerstaanbare, fragwürtige schat, van het beroep op de glorieuze, historische kenmerken van de mannelijkheid is: ‘new male writing’. En dus ook: new female reading. O, u zult eens zien hoe de vrouwen aan onze kont hangen, als we dat weergaan durven. Weg met het verhaaltjesgedoe en het autobiografisch anekdotische… Meer Dostojevski, maar dan beter, want schrijven kon-ie niet – wie komt er eindelijk met de roman Lethaal kwartet, over handel en wandel van de dolgedraaide Fortuyn, Van Gogh en hun dolgedraaide moordenaars? Fjodor Michajlovitsj zou het wel weten – nu wij nog! Of over de week waarin Fortuyn vermoord werd en Feyenoord zijn laatste grote prijs binnenhaalde. Het boek! De film! De musical, desnoods, godbetert – voor die tachtig procent…. Titel: De gifbeker.

 

De jaren zeventig

De tijd waarin ik studeerde, waarin studenten van armlastige afkomst zoals ik onder een douche van overheidsgeld werden gezet, zonder enig positief effect. Integendeel, het werkte een bijna eeuwigdurende lethargie in de hand, waar ik mij alleen ‘s nachts, in dromenland, aan kan onttrekken, maar die elke morgen weer als een deken over mij heen viel. De tijd waarin de wereld op zijn kop was gezet, waarin het gezag van tachtig procent vreesde voor de impact van de tachtig procent. Een walgelijke tijd. Een laffe tijd, waarin bestuurderen vrijwel alles aan het linkse gepeupel wilden overdragen, als ze maar lief werden gevonden. (Maar zo niet, natuurlijk, mijn leermeester Karel van het Reve). Was ik een Dostojevski – maar ik kan het altijd nog worden – dan zou ik daar een gloedvolle roman over schrijven. We zijn nog steeds niet over die tijd heen, want het gevoel dat toen voorgoed wortel lijkt te hebben geschoten in onze verwende en verworden samenleving: elke kunstenaar moet een zo groot mogelijk publiek hebben! Alleen: op een moment van waterscheiding, ergens in de jaren tachtig of negentig, is de algemene bijval van publiek, beschouwers en geldschieters van de counter culture geswitcht naar de mainstream.

 

De jaren nul

Samen met dichter-zanger-componist Peter Goedhart richtte ik begin deze eeuw Stichting uitgeverij Douane op, bedoeld om Rotterdamse literaire goederen naar de rest van de wereld te exporteren en Russische literaire goederen te importeren. Er was toen geen sprake van de theorie van tachtig en twintig als beleden adagium, maar de uitgeverij was wel bedoeld als een emancipatoir tegengeluid. We zijn inmiddels tien jaar verder, we hebben de ergste stormen doorstaan, we hebben een kundig bestuur en liggen op koers naar een bright future, met een nieuwe uitgever voor ‘Rotterdam’ (Hermen Hoek), de oude uitgever voor ‘Rusland’ (Arie van der Ent), en een onvermoeibare producent (Jan Jaap Eekhof). Douane kiest voor ‘andere boeken’. Een onderneming die uitstekend binnen het ideeëngoed van 80-20 paste. Letterencafé Tsjechov & Co. heeft het door tal van oorzaken niet gehaald (eigen amateurisme, economische crisis, verkeerde plek aan het Deliplein, gebrek aan subsidie). Zand erover.

In deze jaren nul en de daaropvolgende tien lijkt alles veranderd: het parlement is buiten werking gesteld, zijn taak is door het praathuis van de televisie overgenomen (de Fabeltjeskrant –het allerverschrikkelijkste: Pauw en Witteman, de trias politica in één programma, in één hand, zeker zonder Witteman, in één uur geconcentreerd, met een desastreus effect op het zelfstandig nadenken; het quasi-intellectuele populisme ten top), boeken worden niet meer gelezen door mannen, vrouwen lezen alleen de spiegels waarin ze zichzelf herkennen of de afschuwelijke zusterlijke soortgenoten die ze goddank zelf niet zijn. Er lijkt geen enkele poging te zijn om tot een literair-symbolische doorgronding van de eigen tijd en de eigen samenleving te komen. Nee, dan Dostojevski, maar Toergenjev en Tolstoj deden ook niet anders dan proberen in groots perspectief hun eigen maatschappij in beeld te brengen en hun eigen visie daarop aan de man (en vrouw!). Vaders en zonen. Oorlog en vrede. Misdaad en straf. Ja, dichotomieën genoeg – u moet ze bij geval nog maar eens lezen…

 

Subsidie

Ik draaf nog maar even door op de ongelukzalig ingeslagen weg. Met mijn ‘Russische’ achtergrond verafschuw ik eigenlijk elke bemoeienis van enige overheid met de kunsten, behalve waar het om het behoud van erfgoed gaat (musea, orkesten, etc.) en om onderwijs. Maar verder? Ik krijg veel liever geld van de Rabobank dan van de Dienst Kunst en Cultuur van deze gemeente, al was het alleen maar omdat je bij die laatste instelling ook weer de 80-20 verhouding aantreft – tachtig procent van het geld (of meer) gaat naar de ambtenaren bij wie je je hand mag ophouden voor een fooi en die daar dan een krankzinnige tijdrovende en geldverslindende poppenkast van maken, tenminste, waar het de subsidies voor de kleine kunstenaar of de kleine uitgeverij betreft. Ik heb een veel beter idee: vertrouw op de expertise van Douane, stel jaarlijks een kleine jury aan – drie man of vrouw; alleen de eerste moet aangewezen, alle volgende door coöptatie – en wijs een schrijver aan voor de Stadsnovelle van het jaar daarop – 20.000 woorden, 96 bladzijden, met een totaalbudget voor schrijver en uitgever; met 10.000 euro kom je al een eind. Of, om hier nog een groter al langer bestaand idee te ventileren: richt een Rotterdamse Bibliotheek in, een canon van 700 jaar Rotterdamse literatuur – elf titels, omdat Rotterdamse en Bibliotheek ook elf-letterige woorden zijn.

Terug naar die arme schrijver, vertaler of andere kunstenaar: wat zou het kosten om 1000 euro aan een schrijverij of uitgeverij uit te keren, in hun oneindige goedheid en weldenkendheid? Want om zulke luttele bedragen gaat het vaak bij financiële hulp bij het schrijven van een tekst of het uitgeven daarvan.

Literatuur staat aan de basis van vrijwel alle kunsten: bedenk de dichter of schrijver met een mogelijkheid tot overleven en de kans bestaat van een fontein aan vervolgeffecten. Wat zou een film naar de eerder genoemde Grote Rotterdamse Roman niet vermogen? Ik doe een kleine voorzet op De Gifbeker (zie boven):

 

kwaadschiks

 hij was een groot gevaar, maar dan vooralomdat het hem ontbrak aan tegenspel –want één ding begreep hij donders wel:de onderbuik van rotterdam vertrapt het al…hij trof een gehaktbal, vegetarisch,weggeschoten uit dit ene leven,het enige wat hij ons nog kon geven –de beker van europa, exemplarisch…hij stond ten derde dage wederom op,en schoot het monster in het kruis,toen waren we iets minder ver van huis,en kon de vlag weer in de top…op vrijdag werd hij uitgeleid,en steeg op naar zijn hemelbruid…Een nieuwe reeks – de zwarte berk

De Russen hebben, na de Grieken, de unhappy ending heruitgevonden. Waar honderd jaar geleden al elke Amerikaanse film goed moest aflopen, daar deed geen enkele Russische film dat, zoals Gorki enigszins tot zijn ongenoegen constateerde, nog voor de Eerste Wereldoorlog. En dat is altijd zo gebleven. Tegelijk is het zo dat de Russische literatuur altijd sterk gefocust is op duiding van de werkelijkheid, op inzicht in de menselijke beweegredenen, in het ontraadselen van het mysterie. Kom daar in Nederland eens om, anno nu!

Als jongeman die zich een opstel herinnert waarin hij zich als enige tegen de stroom in liet roeien, viel ik voor het vertederend en ontgoochelend absurdistische karakter van de Russische werkelijkheid, zoals ik die onder ogen kreeg – ik herinner mij met name een reeks foto’s in een Panorama: bruggen naar niets, wegen naar niets, huizen zonder dak. Die liefde is nooit meer overgegaan, maar heeft ook een diepe haat in het leven geroepen. (Aan het slot meer hierover.)

Douane wil met ‘mannenboeken, eigen import’ vertalingen uit het Russisch aanbieden aan de 20 procent goede verstaanders in stad en land. We mikken niet op iedereen, maar op een gevoelige minderheid, die niks heeft met de cosiness en gezelligheid van allemaal hetzelfde toejuichen of afkeuren. Die voor het zelf ontdekken en het zelf waarderen kiest. Door het ontstaan van Russische subsidiebronnen, het Vertaalinstituut (een soort Nederlands Letterenfonds) en het onafhankelijke, liberale Prochorovfonds, is het mogelijk geworden om betaalbaar uit te geven, los van het aanbod van literaire agenten die de grote uitgevers mogen blijven bedienen, maar die bijna per definitie mikken op die vermaledijde tachtig procent van elk publiek..

Voor de presentatie van deze nieuwe reeks, die geen innerlijke consistentie heeft, anders dan kwaliteit en ‘niet eerder vertaald’, heb ik gezocht naar een symbool, een beeldmerk dat naast en tegenover de bestaande Russische Bibliotheek van Van Oorschot staat, een uiterst respectabele instelling, maar ook per definitie het museum van de tachtig procent.

Eerst kwam ik op de berk. Ik zocht in het Rotterdamse naar fijne, fotografeerbare exemplaren, vond via internet op de Katholieke Begraafplaats Crooswijk een prachtexemplaar en fotografeerde dat uitgebreid. Maar het was een vergissing, die katholieke laatste rustplaats, want ik had de Algemene Begraafplaats Crooswijk zullen aandoen, wat ik nadien op die druilerige zondagmiddag in januari dit jaar ook deed – en alwaar ik viel voor de betula nigra, de zwarte berk…

Inmiddels is de professionele fotograaf, met die ene boom, aan de slag geweest, hooguit een halve vierkante meter schors, met een kleuren- en scheurengamma goed voor wel duizend boekomslagen, laat staan de negen die dit jaar als Zwarte Berk bij uitgeverij Douane op het programma staan. De boeken verschenen en verschijnen half mei en begin november – het anonieme Igorlied, werk van Lermontov, Palej, Danilov,Zosjtsjenko, Annenkov (mei)* en Sollogoeb, Sentsjin en Sorokin. Met name die twee laatste boeken, een analyse van de Jeltsinjaren en de post-Poetinjaren (jaja, bij Sorokin komt er na Poetin nog iets veel verschrikkelijkers) zullen terecht veel stof doen opwaaien en Nederlandse schrijvers en aspirant-schrijvers hopelijk weer op het spoor zetten van een literaire analyse van onze eigen tijd en onze eigen samenleving.

 

De theorie van tachtig en twintig revisited

Na dertig jaar vertalerschap Russisch, na een diepgaande persoonlijke liefde, waarvan de afloop wat mij betreft nog niet gedaan is – maar wat heeft een man daar in zijn eentje over te vertellen? – wend ik mij eindelijk af van de Russische samenleving, waar het de heersende tachtig procent betreft. Het is gedaan met de oogluikende goedkeuring, ik kies voor ‘het betere Rusland’, Oekraïne, de bakermat van de eigen, Russische, beschaving, daar waar het meer dan duizend jaar geleden allemaal begonnen is, in Kiev, ik kies voor Kiev, voor het als kolonie herbegeerde ‘hartland’ van de Oost-Slavische beschaving, door de Russen onterecht als ‘grensland’ opgevat. Een geopolitiek geval van plagiaat: ‘Roes’ heette het Kievse Rijk, dat bloeide rond het jaar 1000, en het lag in wat nu Oekraïne heet, maar de Russen zijn met de naam aan de haal gegaan… Zo is het ook met de naam ‘Oekraïne’ – in het Oekraïens betekent het: ‘binnenland’, in het Russisch is de suggestie: aan de rand gelegen.

Het grijpt mij naar de keel hoe wij West-Europeanen nog eens onze ‘broeders’ in het Oosten in de kou gaan laten staan, zoals na 1945 (en ook na 1917 – een misdadige machtsgreep, later vooral door Franse intellectuelen bewierookt), omdat we BANG zijn van die gasten, niet bereid onze zonen te laten doodschieten, ons wentelen in de decadentie van cruise en party, van het loze Zwitser Leven-gevoel.

Ik wil mij, met de jaren die mij resten, sterk maken en inzetten voor een land dat tegen zijn grote buurman en eeuwenlange overheerser in voor een eigen toekomst in vrijheid kiest. Wie kent Oekraïne? Wie wil erheen? Nou, ik – na de zomer vestig ik mij in de hoofdstad aan de Dnepr en ga daar eindelijk mijn eigen meesterwerk schrijven, de roman De nieuwe mens, bestemd voor maar 20 procent van de Nederlandse lezer, over het mislukte en terecht mislukte project van ‘de nieuwe mens’, in Bijbelse verzen gegoten, over de menselijke arrogantie met betrekking tot haar eigen scheppingskracht, het baren van DE nieuwe mens, de zondevrije socialist, over het baren van EEN nieuwe mens, omdat twee mensen besloten hadden dat ze daar recht op hadden, welke wetten en praktische bezwaren er ook in de weg mochten staan… Het geheel opgediend op een bedje van zeven dagen wandelen door Moskou en Kiev, op stap met mijn nieuwe vrouw die mogelijk haar eigen nieuwe mens wil(de), op zoek naar mijn eigen nieuwe mens, mijn eigen nieuwe ik, niet langer Rus van 80%, maar Oekraïner van 20% – een bekering! Een nieuwe mens!

 

* gedicht over die eerste 6 zwarte berken:

 

BLURB

In den beginne kwam het vreemde Igorlied –van anti-helden, dat voorzie je niet!Toen ging de duivel langs bij Lermontov –de tortels stikten in de zwermen stof!Je denkt: misschien iets luchtigs van Palej?Een spatje klein geluk wellicht, maar nee!Dan vestig je de hoop maar op Danilov –op zoek naar liefde, maar een heel fragiele…Michel Sinjagin heet de man van Zosjtjenko –tevreden met een bordje borsjtsj en zo…En Niks bijzonders ook bij Annenkov –dus lees je aanstonds in een krantenkop:

 Douane plant een berkenbos,de kleur is zwart, de beer is los…

 

 Arie van der Ent (1956) is schrijver, dichter, vertaler en uitgever in Rotterdam. Zijn uitgeverij Douane, opgericht in 2004 samen met Peter Goedhart, heeft inmiddels zo’n zestig titels uitgebracht. De uitgeverij is gespecialiseerd in de vertalingen van Russische literatuur en in literatuur uit Rotterdam. Arie van der Ent begon met het literaire platform Tsjechov & Co. op het Deliplein in Katendrecht (helaas gesloten) en heeft nog veel projecten onderhanden. Uitgeven zit hem in z’n bloed. Voorlopig gaat hij een jaar in Kiev wonen en heeft hij zo zijn gedachten over de verhouding tussen Rusland en Oekraïne, eigenlijk het ‘hartland’ van Rusland. Maar ook bekommert hij zich om het literaire klimaat in Nederland en in Rotterdam in het bijzonder.

Misschien vind je dit ook leuk