Kunst

Er kan met mij niks mis gaan, zo!

Galerie Atelier Herenplaats kan zijn vijfde lustrum niet vieren in de schaduw van de Witte de Withstraat aan de Schiedamse Vest. Na een jaar onzekerheid lijkt een verhuizing naar de Zoutziederstraat in Delfshaven de mogelijke redding van galerie en atelier voor kunstenaars met een beperking en psychiatrische patiënten. Bezuinigingen op de zorg vormen de bedreiging. Cultuurminister Bussemaker maakt propaganda voor de verbinding tussen kunst en zorg en de maatschappelijke betekenis van kunst. Dat gebeurt nou juist bij Herenplaats; het gaat daar niet om een hobby, want talent en passie voor het tekenen of te schilderen is een voorwaarde voor deelname. De Stichting Pameijer biedt aan bijna veertig kunstenaars permanente begeleiding in een professionele kunstomgeving.
Door
Dirk Monsma

Galerie Atelier Herenplaats bestrijkt twee ruime winkelpanden aan de Schiedamse Vest hartje centrum Rotterdam. Begeleiders Richard Bennaars en Frits Gronert bedachten het concept voor Herenplaats in 1991 onder de vleugels van Stichting Pameijer. Het begon met zes verstandelijk gehandicapten geselecteerd uit de dagcentra van de Stichting in een werkplaats aan de Herenplaats in het centrum van Rotterdam. Uitgangspunt was dat mensen met een beperking recht hebben op een leven als ieder ander. Kwetsbare mensen met beeldend talent kunnen op deze manier zinvol aan het normale leven mee doen. De deelnemers worden geselecteerd op talent en motivatie, vertelt Bennaars:” Bij onze kunstenaars moet het bijna om een obsessie gaan om hier te werken. Zij werken daarom de hele week. Iedereen begint met een opleiding om verschillende technieken en materialen uit te proberen. Daarna maakt de kunstenaar zijn eigen keuze. Soms duurt dat een half jaar of langer.” Museumbezoek met de groep is een van de gezamenlijke activiteiten. De twee begeleiders onderhouden contacten met galeries en beurzen voor outsider art over de hele wereld. Galerie Hamer aan de Leliegracht in Amsterdam is daar één van. Ook bemiddelen Bennaars en Gronert voor hun kunstenaars naar beurzen als de Outsider Art Fair in New York. Zij kennen verzamelaars zoals Armando die gecharmeerd zijn van de puurheid van het werk. Gronert: “De werken van de kunstenaars met een beperking bouwen niet voort op wat er eerder was, op eerdere kunstenaars. Zij tekenen en schilderen zonder voorkennis. Het is puur wat het is.”

Vanaf januari 2015 gaat een deel van de zorg naar de gemeenten in combinatie met stevige bezuinigingen. Dat heeft ook voor Herenplaats onmiddellijk gevolg. Directeur Joke Ellenkamp van Pameijer kon tot dit jaar altijd wel ergens in de organisatie geld overhouden om Herenplaats te financieren, samen met Theater Maatwerk van de Stichting. Dit is nu niet langer mogelijk. Directeur Ellenkamp: ”De bezuinigingen die op ons af komen zijn enorm en gaan oplopen tot tien of elf procent, de huur van Atelier Herenplaats op die centrale locatie in de stad is daarom niet meer op te brengen. We hebben al jaren achter elkaar extra geld geïnvesteerd in de kunst- en cultuurlocaties en dat kunnen we ons niet langer permitteren. Om die reden zijn we naar een goedkopere plek op zoek gegaan. Pameijer is goed in zorg, wij willen onze cliënten daarbij optimaal begeleiden. We zijn natuurlijk geen culturele organisatie en daarom zochten we samenwerking met een culturele partner. Die hebben we gevonden bij het Rotterdams Centrum voor Theater (rcth).” Als de onderhandelingen met de gemeente Rotterdam over huur en verbouw goed verlopen kunnen Herenplaats, Theater Maatwerk en rcth&Cultuurhuis Delfshaven samen worden ondergebracht in een oud schoolgebouw in de Zoutziederstraat. Joke Ellenkamp: “Het rcth bereikt veel buurtbewoners en scholieren uit de omgeving, voor ons is dat weer een kans om vanuit de inclusiegedachte mensen met een beperking te laten functioneren in de maatschappij.”

Als dit werkelijkheid kan worden zal een unieke samenwerking ontstaan, een voorbeeld voor het cultuurbeleid van de regering. Jammer dat dit dan weer rijksbeleid is zonder geld. Ook weerloze mensen zijn van waarde, zou je denken. Joke Ellenkamp:”Veel meer dan in het verleden zullen wij afhankelijk zijn van initiatieven van de deelnemers, van fundraising en andere alternatieve vormen van geldwerving. Er is een grote omslag in het denken nodig van iedereen die hier bij betrokken is. Als dat gebeurt dan kan het zeker lukken en gaan alle kunstenaars mee naar de nieuwe locatie.” —DM

Jeroen Pomp

Jeroen Pomp (1985) is met zijn negenentwintig jaar een van de jonge kunstenaars met een beperking bij Herenplaats. Zijn werk is te vinden in galeries en beurzen voor ‘outsider art’. Hij exposeerde in 2011 in het Stedelijk Museum in Schiedam op de expositie All about Drawing.  In 2005 en 2006 hing werk op de Outsider Art Fair in New York en in 2005 was er een solo expositie in de Luise Ross Gallery in New York. Zijn tekeningen in kleur brengen tussen de 1200 en 1700 euro op. Vanaf zijn zeventiende werkt hij op het atelier van Herenplaats. Jeroen: “Midden in mijn pubertijd is mijn autisme ontdekt. Eerst had ik PDD-NOS en dat is omhoog geschoten naar spectrum autisme. Ik denk dat ik mijn hele leven in spectrum autisme blijf hangen. De laatste tijd ben ik veel aan het kletsen. Ik praat over positieve optimistische leuke dingen. Ik ben als kind streng aangepakt, want ik heb stoute dingen gedaan. Ik heb badschuim opgegeten, omdat het leek op slagroom”.

“Ik word wakker door de wekkerradio. Tien minuten luister ik naar nieuws en reclame. Daarna gaan mannen met elkaar door de telefoon kletsen en zet ik de radio uit. Dan is het elf minuten over half acht. Plasje doen, rustig douchen, deodorant, aankleden, schoenen aan en een luchtje op doen. Ontbijten natuurlijk en als laatste doe ik mijn horloge om. Net na negen uur komt de taxi, die brengt eerst anderen weg en tegen tien uur zijn we hier bij Herenplaats. Koffie en dan ga ik een half uurtje plaatjes kijken. Daarna ga ik echt tekenen. De lunchpauze is om kwart over een en er is koffie om kwart over drie. Om tien over half vier ga ik opruimen en wacht op de taxi terug. Thuis tekenen doe ik nooit, dat mag niet. Tv kijken, vlak voor het slapen neem ik medicatie en een stukje fruit.”

Strakke kleuren

“Op de VSO in mijn laatste jaar tekende ik al veel, op de basisschool niet. Ik ben begonnen met tekenen toen ik zeventien jaar was. Na vier of vijf jaar kwamen die strakke kleuren naar boven. Ik heb ontdekt dat mijn opa ook kunstenaar was, mijn moeder heeft tekeningen van hem laten zien. Hij tekende net als ik, maar minder druk. Ik doe drie of vier maanden over een tekening, soms wel acht. Ik werk aan één tekening tegelijkertijd. Dat is het beste zeggen ze. Als die ene tekening klaar is, kan ik beginnen aan de volgende tekening. Dat geldt voor iedereen hier. Daar zijn strenge regels voor.”

Eigen stijl

“Ik teken alles met kleurpotlood. Ik ben niet zo goed met verf. Ik heb het wel geprobeerd, de begeleider zei: ‘ga door in je eigen stijl’. Frits is mijn mentor. Ik vind mijzelf ook goed met tekenen. Ik kijk in boeken over planten, vogels, fruit, muziekinstrumenten. Ik ga door met tekenen tot mijn tachtigste, negentigste, honderdste jaar. Tot honderdenvier jaar. Dan ga ik stoppen. Vind je dat een strak plan? Ik heb altijd strakke plannen. Sommige tekeningen zijn verkocht. Sommige hebben mijn ouders hangen. Er hebben tekeningen gehangen op de beurs in New York, daar betalen ze met dollars. Het gaat de goede kant op.”

Donkere tinten

“Dit is een beetje gedetailleerd, want ik maak vaak dieren en planten, mensen ook. Ik heb hier drie casinokasten gezet. Het is Las Vegas, dat komt af en toe wel eens in mijn hoofd terecht. Daar is een kleine snackbar, waar ze patat en snacks kunnen verkopen en ook limonade, sinaasappelsappen en ijsjes. Ik kan haast alle vogels tekenen. Iedere dag kijk ik naar plaatjes van vogels, naar kleuren, vormen en structuren. Bij die mensen staat een Sumatraanse mijnheer en daarnaast, dat zijn Nederlandse mensen. Ik kan goed donkere tinten tekenen. Ik heb zelf verzonnen om er een man uit Sumatra tussen te zetten. Voordat ik ga tekenen moet ik eerst strak nadenken. Ik ga goed bekijken, waar ga ik dit neerzetten. Ik kijk goed hoe de kleuren in de natuur bij dieren en planten er uitzien. Bij de mensen verzin ik het zelf.”

“Begin je alles te begrijpen? Want ik heb nu wel alles verteld. Er kan met mij niks mis gaan, zo!”

Mies van der Perk

Mies van der Perk (1938) hoort bij de groep (ex-)psychiatrische patiënten. Zij is de oudste kunstenaar uit het atelier. Haar werk werd geëxposeerd bij de Kunstuitleen Rotterdam en van haar zijn vijfhonderd werken opgenomen in een archief van ‘buitengewone beelden’ bij de Fontys Hogeschool in Eindhoven. Haar werken brengen zeshonderd tot duizend euro op. Mies:”Herenplaats heeft een wereldnaam en ik wil niet dat het verdwijnt. Hier vind ik voor het eerst van mijn hele leven erkenning. Ik word nu 76 jaar en heb te veel gaven om nu al dood te gaan. Ik wil nog heel veel maken”.

Mies van der Perk: “Ik was zeven jaar, kort na de oorlog, de juf keek naar een tekening van mij en ik hoor haar nog tegen iemand zeggen: ’Dat kind kan perspectief tekenen’. Ik herinner mij dat ik er mij als kind over verbaasde dat een lantaarnpaal hier dichtbij veel groter was dan die paal verderop. Mijn vader was tramconducteur en ons gezin bestond uit elf kinderen. We woonden op Zuid. Mijn vader werd in 1942 toen ik vier jaar was afgevoerd en te werk gesteld in Duitsland. Mijn moeder moest die drie oorlogsjaren hard sabbelen voor een hongerloontje. Dat mens werkte dag en nacht en ze was ook nog altijd aan het borduren en handwerken.”

Zwart gat

“Na de lagere school moest ik van school af om te werken, dat is een zwart gat, wat er is gebeurt weet ik niet. In de jaren zonder tekenen wist ik niet goed wat er met mij aan de hand was. Bij het ziekenhuis Dijkzicht heb ik dertig jaar met een karretje de koffie en de thee rondgebracht. In 1988 ben ik gaan tekenen en schilderen bij de SKVR. Ik werk met pen, met graffietstift, acryl en aquarel. Op mijn 59ste jaar werd ik bij het ziekenhuis wegbezuinigd omdat er machines voor in de plaats kwamen. Dat was in 1995. Ik viel in een gat.”

Kerk afkraken

“Pas in 2005 kreeg ik een indicatie om hier in het atelier te werken. Want je hebt hier een indicatie nodig. Dat was in mijn zwarte periode. Ik had in die tijd een hekel aan godsdiensten. Paters die kinderen seksueel misbruikten en nonnen die kinderen vertrapten. Dat zie je uitgebeeld in mijn werk terug. Kijk dit is de titel: ‘De nozem en de non.’ Die nozem zuigt aan de tiet van de non en non zit aan zijn piel. Kijk, ik zie nu opeens wat ik fout heb gedaan, want hier zou er nog een tepel bij kunnen. Gruwelijk dat mensen op de televisie vertellen dat ze na vijftig jaar nog met een trauma rond lopen. Ik ben niet katholiek opgevoed, ook niet socialistisch. Ik wilde de kerk afkraken. Ik zie nu in dat de fout niet in de godsdienst zit. Na acht jaar krijgt mijn werk iets van een lach terug. Het ontwikkelt zich.”

Angst tekenen

“Richard is mijn mentor. Hij heeft mij vertrouwen en erkenning gegeven. De galerie is mijn lievelingsplek. Ik heb een schrift vol tekeningen over mijn dromen, die maak ik meteen als ik wakker word. Mijn angst is dat Galerie Herenplaats dicht gaat. Als ik in een dip zit, zoals nu met de onzekerheid over Herenplaats, dan teken ik mijn dromen. Als ik mijn angst heb getekend, dan kan ik het wegsturen. Al die tekeningen zijn heel snel gemaakt, meestal met pen. Soms later met wat kleur. Richard zegt dat ik niet bang moet zijn.”

Misschien vind je dit ook leuk