Kunst

Is er een ‘leven van de kunst’ na de kunstacademie?

Van Villa Achterwerk tot TATE Modern, van Atelier in de Klas tot postbode en van het Nederlands Fotomuseum tot De Correspondent. Een bonte verscheidenheid aan werkzaamheden doemen op als je afgestudeerde kunstenaars vraagt wat ze nu doen. Soraya Putman ondervroeg afgestudeerden van de Willem de Kooning Academie in Rotterdam naar hun actuele beroepspraktijk, naar hun motieven voor deze studiekeus en de ervaringen tijdens de academietijd.
Door
Soraya Putman

Geïnterviewde kunstenaars

Class of 2016

• Roxette Capriles (Willemstad, 1993), autonoom

• Nas bami (Nazif Lopulissa, Tiel, 1991), illustratie

Class of 2015

• Lou Muuse (Haarlem, 1992), fotografie

• Iwan Smit (Hoogvliet, 1989), illustratie

Class of 2014

• Maarten Bel (Dordrecht, 1987), Master Fine Art, Piet Zwart Instituut

• Stacii Samidin (Rotterdam, 1987), fotografie

Class of 2011

• Marguerite de Geus (Hellevoetsluis, 1984), docent beeldende kunst en vormgeving

Class of 2010:

• Jonneke Crezée (Rotterdam, 1987), autonoom

Van huis uit.
“Oh maar dán kan ik kunstacademie doen!” Van jongs af aan schilderen en tekenen leidde voor velen die ik sprak bijna vanzelfsprekend tot een kunstopleiding. Voor Iwan, Nazif en Maarten was het een logisch gevolg van hun opleiding aan het Grafisch Lyceum Rotterdam. Omdat Nazif een keer was opgepakt bij het spuiten van graffiti wilde zijn vader liever dat hij een sportopleiding ging doen in plaats van naar het Grafisch Lyceum: “Dan zou ik alleen maar meer graffiti gaan spuiten, dacht hij.” Hij wist zijn vader te overtuigen en na het Grafisch Lyceum viel de keuze voor een vervolgopleiding op de Willem de Kooning Academie (WdKA). Roxette was op Curaçao al veel bezig met theater, film en acteren en aanvankelijk wilde ze film en filmregie gaan studeren. Tot ze in aanraking kwam met Instituto Buena Bista (IBB) in Willemstad en daar een vooropleiding volgde. IBB, Curaçao Center for Contemporary Art, is een initiatief van kunstenaars Tirzo Martha en David Bade en is opgericht in 2006 om een solide platform te creëren voor kunst en kunsteducatie.  Hier raakte Roxette met andere kunstvormen in aanraking en omdat IBB ook een artist in residence is, leerde ze de praktijk van verschillende kunstenaars kennen. Omdat er op Curaçao geen kunstacademies zijn lag de keuze voor een vertrek van het eiland voor de hand. David Bade raadde haar aan om de opleiding autonome kunst aan de WdKA te gaan doen. Ook Jonneke deed een vooropleiding. Aanvankelijk wilde ze toelating illustratie doen, maar  tijdens de vooropleiding besloot ze voor autonome kunst te kiezen: “Dan kan je alles doen wat je leuk vindt en ja… dan zie je later wel of je daar geld mee kunt verdienen, want de statistieken voor een kans op een baan zijn met de opleiding autonoom natuurlijk 0,0.“ Door het verplichte vak Loopbaan Oriëntatie Begeleiding was ze hier tijdens het eindexamenjaar van het voortgezet onderwijs al bewust mee bezig. Haar ouders stimuleerden haar vooral om iets te gaan doen waar haar hart ligt en dus startte ze  aan de opleiding autonome kunst. Dit was bij Marguerite precies andersom. Zij kreeg van huis uit mee dat je met je opleiding ‘in ieder geval geld moet kunnen verdienen’. Een kunstopleiding lag niet erg voor hand. “Als je op het VWO zit, wordt er toch van je verwacht dat je naar de universiteit gaat”, vertelt ze. Toen ze in 6 VWO bleef zitten, terugging naar 5 HAVO en daarin eindexamen ging doen, was de stap naar een kunstopleiding minder ‘raar’: “Oh maar dán kan ik kunstacademie doen!” Lou gaat tijdens de HAVO al op zaterdag de vooropleiding van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht doen, maar ze is niet overtuigd en kiest voor Rotterdam: “Al mijn vrienden gingen na de middelbare school naar Amsterdam, en toen dacht ik: doei, dat ga ik dus niet doen. En Rotterdam is een fantastische stad.” Stacii ging als enige van de kunstenaars die ik sprak niet direct na het voortgezet onderwijs naar de kunstacademie. Na het behalen van zijn VWO diploma werd hij, zoals hij het zelf omschrijft,  ‘vervelend’. Er brak een moeilijke tijd aan en hij kwam in aanraking met justitie. In deze periode studeerde hij Nederlands Recht. Die studie stond in groot contrast met zijn leven van dat moment en hij maakte die studie niet af. Toch wil hij erkend worden en een diploma halen. Niet alleen voor zijn eigen bewijsdrang, maar ook voor zijn familie. “Mijn ouders zijn niet voor niets naar Nederland gekomen.” Hij begint op zijn 21e aan de opleiding grafisch ontwerpen.

Opleiding
“Dit moet je nooit meer doen” en “Misschien een ander kleurtje?” Het idee dat je met een opleiding in ieder geval geld moet kunnen verdienen heeft er bij Marguerite toe geleid dat ze op de academie steeds voor toegepaste richtingen koos; eerst grafische vormgeving aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en toen nog even fotografie aan de St. Joost Academie in Breda. In Breda koos ze uiteindelijk ook voor autonome kunst. Ze vond die laatste opleiding heel pittig. “We gingen eerst heel veel praten, en dan pas iets maken, voor mij werkte dat niet.” Na een tussenjaar begon ze aan de opleiding docent beeldende kunst en vormgeving met de intentie het docentschap en kunstenaarschap te combineren: “De opleiding heeft een brede basis, dat geeft wel houvast.” Net als Marguerite wisselden ook anderen die ik sprak voor of tijdens de opleiding wel een of meerdere keren van richting. Nazif ging van grafische vormgeving naar illustratie, Lou van lifestyle & design naar fotografie, Iwan van autonoom naar illustratie en Stacii van grafische vormgeving naar fotografie. Lou wilde eerst geen fotografie gaan doen omdat ze dacht dat je er freelancer mee zou worden en freelancen was ‘kut’. Toen ze er tijdens haar studie lifestyle en design achter kwam dat dit ook kan leiden tot een freelance bestaan, maakte het allemaal niet meer uit. Nu spreekt juist de vrijheid van het freelancen haar aan. Nazif zocht telkens de grenzen van illustratie op. Zijn eindwerk was ook niet ‘per se illustratief’. Over zijn tijd aan de WdKA is hij gematigd positief. In het eerste jaar had hij een paar favoriete docenten, die door de nieuwe leermethoden in latere jaren verdwenen. Hij vindt het jammer dat zijn klasgenoten niet zo kritisch naar hem toe waren. “Ik was altijd die lul in de klas die ging vragen: waarom heb je dit gemaakt? Als iedereen alles maar mooi vindt van elkaar, heb je daar niets aan.”Jonneke moest op de academie erg wennen, maar uiteindelijk had ze haar draai gevonden. “Het is een soort speeltuin en je kunt doen wat je wil. Je leert tekenen, lassen, zagen. De combinatie van het leren van ambachten en vrij kunnen denken is te gek.“ Vanaf het 3e jaar werd het Jonneke iets te vrij en vond ze het lastig om alles uit haar zelf te halen. Om invulling te geven aan haar wens om iets in de praktijk te gaan doen schrijft ze een open sollicitatiebrief voor een stageplek naar Villa Achterwerk. “Ik dacht dat ik daar qua sfeer wel zou passen en ik vond Villa Achterwerk gewoon heel leuk.” Ze ging zonder ervaring de art direction voor het nieuwe televisieprogramma De Popgroep doen: de kleding van de acteurs en de poppen kiezen en het maken van de decors. “Gewoon bluffen”, dacht ze en dat ging goed. Uiteindelijk ging ze tijdens haar afstuderen al parttime bij Villa Achterwerk werken. Jonneke werd een beetje anti-academie in die tijd: “Ik moest allemaal conceptuele dingen doen en dat ging heel goed, maar ik dacht: Ik kwam hier toch gewoon omdat ik wilde leren tekenen en schilderen?” Uiteindelijk studeerde ze af met een serie schilderijen, onder protest van de docenten die liever zagen dat ze haar conceptuele werk had voortgezet. Bij Maarten ging, in vergelijking met klasgenoten, alles heel erg vanzelf tijdens zijn opleiding aan de St. Joost Academie. Hij heeft tijdens zijn opdrachten in het eerste jaar alle richtingen wel een keer geprobeerd, behalve beeldende kunst. Beeldende kunst leek hem aanvankelijk namelijk een veel te ‘gekke’ richting. “Ik had een heel romantisch beeld van kunstenaars, ik vond ze maar vervelend: vage, elitaire, vervelende mensen.” Een docent adviseerde hem om juist wél beeldende kunst te gaan doen. Toen deze docent Maarten werk van het Zwitserse kunstenaarsduo Fischli/Weiss liet zien en in het bijzonder het werk Mick Jagger and Brian Jones going home satisfied after composing ‘I can’t get no satisfaction’ was hij om. “Oh dus dit soort dingen kan ik óók gaan doen, dán heb ik heel veel ideeën!” Om zijn werk nog meer uit te diepen ging hij een master doen. Hij koos uiteindelijk voor de master Fine Art  op het Piet Zwart Institute in Rotterdam. Voornamelijk zijn performance werk kreeg op dit instituut een enorme boost. Ook Stacii kon, ondanks zijn overstap van grafisch vormgeving naar fotografie, makkelijk meedraaien. Hij is dan al de zelfverklaarde Nederlandse gang fotograaf. Stacii kreeg veel vrijheid om de studie op zijn manier te doorlopen en voor studieopdrachten ging hij naar Berlijn en Nantes om zijn fotografie van bendes, gangs, uit te breiden. Al tijdens zijn studie werd dit werk opgepikt door Kees Spruijt die hem betrok bij de tentoonstelling Angry in het Nederlands Fotomuseum. Ook was Stacii actief voor jongRRKC en het panel van de Jongerenbijdragenregeling van de gemeente Rotterdam, dit blijkt later goed voor zijn netwerk te zijn geweest.   Iwan is de enige van de mensen die ik spreek die niet in het bezit is van een diploma uit het kunstvakonderwijs. Hij switchte van autonoom naar illustratie, want autonoom werkte voor hem niet: “Het was me te vaag, ik dacht: Dit kan ik thuis ook, zonder dat iemand me aan het einde van de week frustreert met wat hij of zij ervan vindt.” Het tempo en de opdrachten van illustratie pasten hem daarom beter. Hij omschrijft zijn tijd aan de academie als ‘bitterzoet’: Enerzijds had hij een aantal goede docenten en kreeg hij dankzij hen de mogelijkheid om na twee jaar autonoom en één jaar illustratie het jaar erop zijn eindexamen illustratie te doen. Anderzijds verliep het hele proces rondom de vrijstellingen heel moeizaam en staat hij nu, door het niet behalen van een vak waarvan hij in eerste instantie dacht vrijgesteld te zijn, alsnog met lege handen: “Ik doe heel veel toffe dingen, daar zou de academie ook trots op mogen zijn. Het is niet standaard dat je werk hebt als je afstudeert.” Iwan mist zijn diploma niet, hij heeft meer dan genoeg klussen, maar het is natuurlijk jammer van de studieschuld.   Roxettes verwachtingen van de opleiding zijn uitgekomen. Ze heeft het kijken vanuit meerdere perspectieven ontwikkeld. Maar ze had verwacht dat de opleiding wel ‘gekker zou zijn’. “Iedereen zit achter de eigen laptop en het experimenteren gebeurde ook niet op de school zelf.” In Curaçao was ze gewend dat er meer werd gedeeld en er veel samen werd gewerkt, in Nederland is iedereen toch meer individueel bezig. Ook aan een hoop andere dingen moest Roxette in Nederland wennen: het wachten bij een stoplicht, het verschil tussen allochtonen en autochtonen en biologisch eten zijn allemaal nieuw voor haar. Juist deze verschillen geven richting aan haar werk: ze onderzoekt de aspecten die identiteit bepalen.

Diploma en daarna “Ik leef fotografie”
Stacii had grote verwachtingen en hoopte ‘ontdekt’ te worden na de eindexamenexpositie, maar het enige concrete dat hem werd aangeboden was een baan in de haven. “En toen kwam ik erachter dat je alles wat je wilt zelf moet doen, er gebeurde letterlijk niks.” Hij werkte een jaar in de haven. In deze periode sliep hij nauwelijks: Als hij niet in de haven is, zorgt hij voor zijn zoon, werkt hij aan opdrachten of aan Societies. Societies is de natuurlijke evolutie van zijn gang fotografie, zijn wereld. Hij werd gevraagd als huisfotograaf van het HipHopHuis Rotterdam en kreeg daar een atelier waardoor hij zijn praktijk kon professionaliseren. En Rotterdam kent Stacii inmiddels wel. Na een expositie in Cinerama filmtheater raakte alles in een stroomversnelling: Hij fotografeert nu voor merken die hij zelf tof vindt zoals FreshCotton en Northface, hij biedt zich aan als documentaire fotograaf voor evenementen en festivals en hij wordt ondersteund door o.a. het Centrum Beeldende Kunst om Societies uit te breiden naar Kenya. Ook zijn er particulieren die in hem investeren. Nu kan hij leven van zijn fotografie en won hij in oktober de jurypijs van het publieke fotoprogramma de Kracht van Rotterdam. Hij is er erg dankbaar voor dat hij kan doen wat hij leuk vindt, maar hij staat dan ook altijd ‘aan’ en slaapt nog steeds nauwelijks: “Mijn fotografie gaat over mij en ik leef fotografie, dus ik moet altijd Stacii zijn.” Zijn droom is om in musea te hangen en erkend te worden.

“Ik maak niets zomaar”
Iwan staat iedere dag om 9 uur op en gaat om 2 uur slapen. Tussen de middag doet hij een dutje: zijn grootste rijkdom. Sinds twee jaar kan hij goed leven van zijn werk als Artiste Extraordinaire. Hij maakt illustraties, sculpturen en schilderijen voor opdrachtgevers zoals de Correspondent, Red Bull en Blijdorp Festival. Maar hij heeft moeten doorzetten, er zijn tijden geweest dat hij net de huur en een pak shag kon betalen. Een bijbaan was nooit een optie, dit hield hij tijdens zijn studie al nooit lang vol: “Ik dacht dan de hele dag aan het schilderij waar ik thuis mee bezig was en dat ik daar meer mee kon verdienen.” Je zou kunnen zeggen dat hij een geboren ondernemer is, hij heeft dan ook een heuse bedrijfsfilosofie: “Ik werk altijd vanuit de drie P’s: poen, prestige en plezier. Een klus moet altijd twee van de drie P’s bezitten. En de P van poen moet er in ieder geval altijd in zitten.”Het meest trots is hij op de opdracht voor Museum Boijmans van Beuningen: van oktober 2016 tot en met december 2016 heeft hij een atelier op zaal tijdens de tentoonstelling Fra Bartolommeo: de Goddelijke Renaissance. Deze opdracht bevat alle drie de P’s. Hij verkeert in de luxepositie dat hij altijd wordt gevraagd om zijn eigen stijl; zo voelt het nooit als werk. Maar natuurlijk zijn de projecten die hij zelf initieert het leukst. Hier bedenkt hij altijd van tevoren “hoe het in de wereld moet landen”. Zijn doelen in het leven zijn een groot atelier hebben en het kopen van een huis.

“Ik ben nu echt kunstenaar”
Hoe anders is de praktijk van Marguerite. Na haar afstuderen werd zij direct benaderd door een galerie; ze deed mee aan de ‘nieuwe lichting’ show en werd gevraagd voor een solo. Maar hoe fantastisch ook, omdat ze geld moest verdienen, haar praktijk moest opstarten en haar werkmethode moest ontwikkelen was dit niet het juiste moment voor een solo. Ze ging werken in de thuiszorg en solliciteerde op een docentenbaan die ze niet kreeg. Ook kwam ze erachter dat het docentschap met orde en regels haaks staat op het vrije kunstenaarschap. In het project Atelier in de klas vond ze wèl een mooie tussenweg. Drie jaar lang is ze in deeltijd voor het Centrum Beeldende Kunst (CBK) Rotterdam aan de slag om met kinderen uit het primair onderwijs thema’s in kunst te ontdekken. Nu krijgt ze zoveel vertrouwen in haar eigen kunst dat ze de educatieprojecten kan loslaten. “Het is heel lastig om twee banen te hebben, het kost veel energie. Nu vind ik het fijner om naast het schilderen een simpel baantje te hebben en als ik daarnaast mijn schilderijen kan verkopen, red ik het wel.”  Ze werkt nu twee dagen per week achter de balie van presentatieruimtes TENT  en Witte de With en ze brengt gemiddeld drie dagen per week door in haar atelier. Haar werk was afgelopen jaar te zien in Galerie Hommes in Oud Charlois en tijdens de expo Neck of the Woods in een pop up ruimte aan de Boompjes. Voor Rotterdamse singer-songwriter Mark Lotterman maakte ze in opdracht werk voor zijn nieuwe albumhoes.

“Heb je Parkinson ofzo?”
Maarten heeft ook de ideale combinatie gevonden als ‘creatief ondernemer’, zoals hij zichzelf noemt. Hij werkt na tien jaar lang post bezorgen momenteel twee dagen in de week als docent concept ontwikkeling voor de opleiding communicatie aan de Hogeschool in Den Haag. Van zijn kunst alleen zou hij net rond kunnen komen, maar het werk als docent geeft  de financiële basis waardoor hij goed kan leven. Zijn werkt is interactief en nodigt uit tot het geven van een reactie. Zo heeft hij het afgelopen jaar onder andere de mobiele installatie Te! Tu! Tatoo! samen met Ko de Kok gemaakt waarmee ze onder andere op de Parade mensen van tijdelijke tattoo’s voorzagen, was zijn vakantiefilm te zien in presentatieruimte Marres in Maastricht en is er vanaf oktober 2015 de workshop Bel’s Kitchen in TENT te volgen. De reacties die hij krijgt zijn belangrijk: In Café de Bel kreeg hij tijdens een performance naar zijn hoofd geslingerd: ‘Wat loop je nou te trillen man, heb je Parkinson ofzo?’. “Sindsdien lees ik niets meer voor van papier.” Bedrijfsfilosofie? Volgens Maarten ben je zelf verantwoordelijk voor je eigen succes en hij denkt dat als je iets doet wat je graag doet het wel goed komt.

Kunstenaarsgen
Jonneke heeft haar werk voor Villa Achterwerk na haar afstuderen voortgezet. Vervolgens rolde ze van de ene klus in de andere. Ze werkt nu freelance als rekwisiteur voor films en doet tussendoor commercials voor televisie. Een van haar leukste klussen het afgelopen jaar was de film Cobain (komt uit in 2017, regie van Nanouk Leopold) waarvoor ze samen mocht werken met production designer Elsje de Bruijn. Ze kijkt met een dubbel gevoel terug op de academie. “Vroeger kon ik nog iets maken omdat ik het leuk vond en omdat ik het mooi vond. En dat leer je op de academie best wel keihard af, dat iets gewoon mooi of knap getekend is. Dat wordt al gauw van, ja maar waaróm heb je dit getekend? Want in principe kan iedereen dit als je het een beetje oefent.” Als ze nu een tijd géén klussen heeft, heeft ze soms wel weer eens zin om te tekenen, maar hier neemt ze eigenlijk nooit de tijd voor. Toen ze afgelopen voorjaar de muurschildering van de Rotterdamse kunstenaar Inge Aanstoot in de Kunsthal zag, dacht ze nog wel even: “Oh, had ik dat ook niet verder moeten ontwikkelen, zo’n presentatie had me ook wel leuk geleken. Maar goed, ik ken haar niet, maar zij heeft meer wel kunstenaarsgen dan ik denk ik, ha ha.”   En hoe zit het met de net afgestudeerden en zij die op het punt staan in 2017 af te ronden? Het eindexamenwerk van Roxette Capriles won de Drempelprijs Autonomous  Practices 2016. Van september tot december 2016 is ze terug bij IBB in Willemstad, ze geeft workshops aan tweedejaars studenten. Zo ziet ze ook haar ideale praktijk: Heen en weer reizend van Curaçao naar andere plekken in de wereld zodat er constante reflectie op de verschillende perspectieven mogelijk blijft. Enerzijds door workshops bij IBB in Curaçao te geven en anderzijds door werk te tonen en projecten te doen in bijvoorbeeld Rotterdam. Het winnen van de Drempelprijs heeft voor Curaçaoënaars haar kunstenaarschap bevestigd.   Roxette heeft een hoger doel met haar kunst en zou dus ook nooit concessies willen doen aan haar artistieke werk om er maar geld mee te verdienen. Dán zoekt ze liever een totaal andere baan erbij. Als ze in 2017 terug is in Nederland kan ze misschien verder aan het vervolg op de tentoonstelling All you can Art in de Kunsthal waarbij de Kunsthal tevens als atelier diende voor een meester-gezel project met gevestigde kunstenaars en jonge talenten. Ook komt er wellicht een samenwerking met haar kunstenaarscollectief AWO dat ze in Curaçao startte met Roodkapje. In oktober 2016 was haar werk te zien tijdens de expositie Mei Mei in Kunstruimte het Langhuis in Zwolle. Ze hoopt dat ze zich artistiek kan blijven ontwikkelen en mogelijk volgt er later nog een master in Nederland of elders in de wereld.   Nazifs eindwerk werd geselecteerd voor de Best Graduate Show van Ron Mandos, een prestigieuze galerie in Amsterdam en in de zomer van 2016 werd hij geselecteerd voor het TENT x TATE Collective. Hierin gaan acht Londense en acht Rotterdamse kunstenaars aan het werk in een collectief van twee Rotterdamse en twee Londense kunstenaars. Nazif noemt zichzelf probleemoplosser. Net twee weken na ontvangst van zijn diploma heeft hij een opdracht voor limonadesiroop van het merk Pinkyrose binnengesleept. Hij gaat werk maken dat Pinkyrose kan aanbieden bij de levering aan luxe horecazaken. Ook gaat hij muren van het Industriegebouw aan de Goudsesingel verven, een opdracht van meer dan 100 m2. Hoe hij aan die opdrachten komt? Volgens Nazif heeft het te maken met mensen kennen. Hij is zeer actief op Instagram, ook al was dit even wennen: “Om opdrachten binnen te slepen moet je je zelf promoten. Vanuit de graffitiwereld is het een ongeschreven regel dit juist níet te doen, maar in de kunstwereld werkt het anders.” Nazif zou graag later zijn werk in een museum zien hangen, maar ook commerciële opdrachten schuwt hij niet: Hij vindt juist dat beide werelden elkaar kunnen versterken. Nu wil hij met zijn vriendin (net afgestudeerd aan de modeopleiding) nieuw werk gaan maken in Indonesië. Ze willen een plan schrijven voor een subsidieaanvraag bij het Mondriaan Fonds. “Maar die krijg je pas als je een jaar bent afgestudeerd toch? Dat moeten we nog nagaan.” In een masteropleiding heeft hij zich niet verdiept, maar hij zou wel mee willen lopen met een bekende veelzijdige street art kunstenaar als Felipe Pantone of met de illustrator Piet Parra. Zijn droom is om grote muurschilderingen te maken.   Lou is de enige kunstenaar met wie ik spreek die nog studeert, want na WdKA koos ze voor een master Fotografie aan de St. Joost Academie. Met deze master wil ze het concept van het interactieve beeldverhaal nog meer uitdiepen. Hier begon ze mee voor haar afstudeeronderzoek  Retour Afzender, waarmee ze de WdKA Onderzoeksprijs 2015 mee won. Het project begon na het lezen van een artikel in de krant over de bed-, bad-, brooddiscussie. Ze miste in die discussie informatie over hoe het echt in elkaar steekt. Retour Afzender is een multimediaal project geworden, waarin Lou door middel van foto’s de Nederlandse asielprocedure visualiseert. De foto’s zijn te zien geweest in de Openbare Bibliotheek Amsterdam aan het Javaplein en het project was genomineerd voor het Steenbergen Stipendium 2015 waardoor het in het Nederlands Fotomuseum hing. Erg onder de indruk is ze hier niet van: “Ik vind het veel cooler dat mijn werk in de bibliotheek hangt dan in het Fotomuseum.” Want Lou zou niet graag een kunstenaar willen zijn. “Ik wil niet alleen vermaken, maar ook informeren. Ik moet de aandacht krijgen en houden met een sterk visueel beeld, maar de esthetische waarde van een foto is niet (per se) het belangrijkste aan mijn werk”.

Ze vindt het interessant om complexe situaties simpel in beeld te brengen, het liefst zo toegankelijk mogelijk, dus op het internet. Na haar afstuderen wil ze graag voor een platform werken dat nog een multimediale insteek mist, bijvoorbeeld een krant. Ze kijkt op tegen de New York Times die dit al heel goed oppakt met de NYT Virtual Reality app. - SP

Misschien vind je dit ook leuk