Arminius, 16 januari 2014. Er is een debatavond over het geplande Collectiegebouw van Museum Boijmans van Beuningen. Het is druk. Zoals tijdens het debat zal blijken zijn buurtbewoners, raadsleden, museumdirecteuren, ambtenaren, vertegenwoordigers van de Hogeschool Rotterdam, journalisten en algemeen geïnteresseerden op komen dagen om getuige te zijn van wat een bijzondere samenkomst zal worden: een debat over de toekomst van een van de belangrijkste musea van het land. Het vlaggenschip van het Rotterdamse culturele bestel mag je wel zeggen. Ter discussie staat de ontwikkeling van de museumvoorzieningen. Een investering waar een bedrag van ongeveer 50 miljoen euro mee is gemoeid (deels publiek, deels privaat geld). De realisatie van een zogeheten “Collectiegebouw” – een voor Nederland nieuw type gebouw, niet te verwarren met de simpele, op industrieterreinen gelegen opslagloodsen voor kunstvoorwerpen – zal niet alleen de problemen van het museum met de conservering van de collectie oplossen, maar ook ruimte bieden aan een nieuwe tentoonstellingszaal, aan een beeldentuin op zo’n 40 meter hoogte en bijdragen aan de verdere ontwikkeling van Rotterdam als architectuurstad. Zoals later bleek (toen de keuze van de jury voor het ontwerpvoorstel bekend werd) een volstrekt origineel gebouw van het beroemde architectenbureau MVRDV dat alleen al door zijn verschijningsvorm duizenden liefhebbers van eigentijdse bouwkunst naar de stad zal weten te halen. Een icoon heet zoiets de laatste jaren. Architectuur als attractie, als evenement. Ofwel: een gebouw dat je gezien moet hebben en dat medebepalend wordt voor het stadsbeeld, liefst zo kenmerkend als de Erasmusbrug dat werd vanaf 1996.Nu, wie kan er tegen zoiets zijn? Loopt u de feiten nog eens na: uitbreiding topmuseum Boijmans, private investering, een nieuwe eye catcher van de architecten van de Markthal, straks kopjes koffie op een dakterras met beeldentuin. Check, check, check. Klinkt niet zo gek. Of toch wel? Tijdens het door AIR georganiseerde debat in de Arminius werd duidelijk dat vrijwel alle omwonenden (zowel musea als burgers) grote tot onoverkomelijke problemen hebben met het geplande gebouw. Dit vooral omdat het collectiegebouw een belangrijk stuk groene, open ruimte zou wegnemen. Zoals vele jaren daarvoor al gedaan was door de realisatie van het Dijkzichtziekenhuis, het NAi, de Kunsthal en – niet lang na de verwerving van het Land van Hoboken door de gemeente Rotterdam zelf – met de woningbouw aan de Rochussen- en Breitnerstraat. Het moest nu maar eens gedaan zijn met het volbouwen van het Museumpark.Heeft Rotterdam Architectuurstad – die toch altijd zo ontzettend “durft” – zijn langste tijd gehad? Hebben we inmiddels genoeg iconen? Zijn we toe aan het serieus conserveren van onze stad, omdat we tevreden zijn met wat we hebben? Trekken we in 2014 een lijn door op te komen voor de boompjes in de grindbak die het voorportaal van het Museumpark is? Kunnen we die 35 + 15 miljoen aan extra investering voor een cultuurinstelling wel missen? Kortom: vinden we Rotterdam en het Museumpark zo wel leuk, interessant, bruisend en goed genoeg, nu we hoog op de gerenommeerde lijstjes staan, nu we vrienden van buiten de stad mee kunnen nemen naar het station en de oevers van de Maas, na alle aandacht van NOS tot CNN, van Trouw tot Guardian?Het geeft stof tot denken. Hugo Bongers en Erik Beenker kijken in de volgende twee artikelen verder dan de waan van de dag. Dat wil zeggen: de argumenten die we lezen van voor- en tegenstanders in de dagelijkse kranten en op internetfora. Wat zijn de gemeente en het museum nu werkelijk van plan? Wat is de waarde van een collectiegebouw op deze plek en voor wie? Wat is daar over te zeggen dat we nog niet hebben gehoord? —AW
Heeft Rotterdam een nieuw Collectiegebouw nodig? Museum Boijmans Van Beuningen en de gemeente Rotterdam menen van wel en hebben een plek in het Museumpark in gedachten waarop gebouwd kan worden. Een prominente plaats in de stad. Welke bijdrage aan de kwaliteit van de binnenstad kan dit gebouw leveren? Het programma van eisen dat de gemeente en het museum opstelden geeft inzicht. Het publieksgedeelte lijkt ondermaats en weinig ambitieus.
Door Hugo Bongers
Een kunstdepot is bij voorkeur een gesloten doos. Musea slaan hun kostbare voorwerpen het liefst op in een gebouw zonder ramen (want daglicht is slecht voor kunst) en met zo weinig mogelijk deuren. Iedere deur of raam is een zwakke plek in de beveiliging. Eén toegang voor kunsttransporten en één deur voor medewerkers en schaarse bezoekers, dat is het wel. Musea die veel (kunst)historisch belangrijke werken hebben opgeslagen kennen veel bruikleenverkeer. Vrachtwagens voor kunsttransporten rijden af en aan. Een goede reden om een kunstdepot in de vorm van een onopvallende, gesloten betonnen bunker dicht bij de randwegen te leggen. Rotterdam doet dat niet en wil een nieuw kunstdepot hartje stad bouwen, in het Museumpark. Daar moet een goede reden voor zijn. Wellicht dat we die reden kunnen terugvinden in de documenten die de gemeente heeft gepubliceerd.
Land van HobokenHet gemeentebestuur stelt voor om een nieuw kunstdepot met gedeeltelijk een toegevoegde publieksfunctie te bouwen in het Museumpark. Dat is niet zomaar een gebied. De gemeente noemt dit in de Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Collectiegebouw van 17 juni 2013 “een van de vier belangrijkste parken in Rotterdam”. Er moet dus wel een erg goede reden zijn om nu juist in zo’n belangrijk park te bouwen. Het Museumpark is het laatste restje groen van een veel groter gebied, 54 hectare groot, dat tot 1924 vooral bestond uit weiland. Deze groene enclave aan de westkant van het centrum was eigendom van de familie Van Hoboken en werd pas in 1924 bezit van de gemeente Rotterdam. Villa Dijkzigt aan de Westzeedijk, nu het Natuurhistorisch Museum, was het landhuis van de familie. Nostalgisch zijn de foto’s van het Land van Hoboken waarop de schapen grazen tegen de achtergrond van de skyline van het vooroorlogse Rotterdam, een boerderij in de stad. Dreigend zijn de foto’s waarop deze weilanden vol staan met gevluchte burgers terwijl op de achtergrond de gebombardeerde stad in brand staat.
Stadsarchitect Witteveen maakte in 1927 een uitbreidingsplan voor het Land van Hoboken waarbij het noordwestelijk deel werd bebouwd (Rochussenstraat, Breitnerstraat tot en met de G.J. de Jonghweg) en de rest zich zou moeten ontwikkelen tot een ‘cultuurpark’ dat overwegend groen zou blijven. In dat groene gebied werd later onder ander Museum Boymans gebouwd (1936) en de witte villa’s (1929 tot 1938.) Het hoofdkantoor van Unilever werd er ook gebouwd (1931, nu Hogeschool Rotterdam), net als het Erasmiaans Gymnasium (1937). Later verscheen de Kunsthal aan de Westzeedijk (1992) en werd een parkeerterrein annex tankstation aan de Rochussenstraat beschikbaar gesteld voor de bouw van het Nederlands Architectuurinstituut (1993, nu Het Nieuwe Instituut). Vanuit de westkant rukte de bebouwing ook op, eerst met het ziekenhuis Dijkzicht, waarna vanaf de jaren ’60 de Medische Faculteit alsmaar bleef uitdijen tot het omvangrijke Erasmus Medisch Centrum van dit moment.
Vooral meer cultuur en onderwijs dus en steeds minder park. In die zin past de voorgenomen bouw van een Collectiegebouw wel in een decennia lange trend om deze groene wig in de stad, door Witteveen bedoeld als schakel tussen de binnenstad (de Westersingel) en Het Park aan de rivier, van steeds meer gebouwde functies te voorzien. Eind jaren ’70 besloot het gemeentebestuur al om in het Museumpark en Het Park een ‘Volkspark voor de Cultuur’ aan te leggen, een bonte verzameling tentoonstellingspaviljoens – en een nieuw depot voor alle gemeentelijke musea. Het plan werd niet uitgevoerd en het museumdepot werd uiteindelijk in de Alexanderpolder gebouwd. Maar toch, het geeft wel aan dat er al eerder intensieve bebouwingsplannen voor het Museumpark zijn geweest.
Dat er opnieuw een bouwplan voor het Museumpark is komt niet onverwacht. Het Bestemmingsplan Hoboken, vastgesteld in 2006, wees al een vlek in het park aan voor nieuwbouw (ongeveer de plek die een paar jaar door Villa Zebra werd ingenomen). Op het evenemententerrein of het schelpenterrein, zo zegt dit plan ”is nog ruimte voor een culturele voorziening (zoals een museum of expositieruimte)”. Er is een tijdje sprake geweest van vestiging van het Museum Rotterdam op deze plek, maar de museumdirectie gaf zelf de voorkeur aan de Hoogstraat (een idee dat het gemeentebestuur op zijn beurt weer afwees).
Een saaie straatDe straat genaamd ‘Museumpark’, vroeger nog Mathenesserlaan geheten en nu de verbinding tussen Westersingel en Mathenesserlaan in het verlengde van de Witte de Withstraat, is het grootste deel van de dag oninteressant. De straat is een verbindingsweg zonder veel karakter. Tussen 11 en 17 uur, als de musea open zijn, is er nog wel wat levendigheid. Het overige driekwart van het etmaal is de straat zo dood als een pier.Op de hoek van de Westersingel staat de Arminius met interessante activiteiten, maar bouwkundig een gesloten blok zonder uitstraling naar de straat. Museum Boijmans Van Beuningen weet de Serrazaal aan de straatzijde zelden tot nooit zo in te richten dat er van buiten een interessant schouwspel ontstaat. Een plan van dit museum om in die ruimte op basis van de Stadscollectie een levendige straatgalerie te vestigen is nooit van de grond gekomen. Het gebouw van Het Nieuwe Instituut is eveneens te gesloten om buiten openingsuren voor enige levendigheid te zorgen (de horeca sluit daar om 18 uur). Alleen de ingang van de parkeergarage zorgt nog wel voor wat va-et-vient, evenals de ambulances en brandweerwagens die over deze straat scheuren.Neen, een gezellig stedelijk gebied is het daar niet. De binnenstad als city lounge, credo van het gemeentebestuur, is niet op het huidige Museumpark van toepassing. Althans, op een paar festivalavonden op het evenemententerrein na. Het te stichten Collectiegebouw zou in principe een positieve verandering kunnen betekenen en nuttige publieksfuncties kunnen toevoegen aan het gebied. Het hangt dan wel van de functies en van de toegankelijkheid (openingstijden) van die functies af of dat gaat lukken.Er zou een goede reden kunnen zijn om het voornemen om in het Museumpark een nieuwe culturele voorziening toe te voegen nu te realiseren. Als argument voor de bouw van een Collectiegebouw op deze plek zou kunnen worden aangevoerd dat het de levendigheid van dit deel van het stadscentrum zal vergroten. De collectie, opgesloten in een goed beveiligd deel van het Collectiegebouw, kan dan worden omringd door publieksfuncties die bijdragen aan de leefbaarheid van het centrum van Rotterdam.
Programma van eisenEen analyse van het programma van eisen is verhelderend. Volgens dit programma zullen alle verdiepingen van het Collectiegebouw tezamen in totaal ruim 14.000 m2 oppervlakte hebben. Na aftrek van allerlei toeslagen (trappen, gangen, installatie- en constructieruimtes) blijft er 11.000 m2 nuttige ruimte over. Voor privéverzamelaars zijn zes depotruimtes beschikbaar, in totaal 1.950 m2 netto, terwijl de depotfunctie voor Museum Boijmans Van Beuningen zelf 3.800 m2 krijgt toebedeeld (waarbij rekening wordt gehouden met groei van de collectie de komende jaren). Voor expositie is netto 900 m2 beschikbaar, terwijl er ook een voor publiek toegankelijk dakterras opgenomen is met mogelijk een beeldentuin van 200 m2 plus een restaurant. Voor ontvangst en educatie is nog 150 m2 gereserveerd. De rest zijn kantoren, werkplaatsen, restauratieateliers, opslag, beveiliging en dergelijk.De hoeveelheid vierkante meters voor publieksfuncties zijn dus nogal beperkt. In het centrum van de stad een gebouw neerzetten voor zo’n 50 miljoen euro waarin slechts 900 m2 expo wordt gerealiseerd, plus een dakterras met een kleine beeldentuin, is maar een beperkte bijdrage aan de verlevendiging van dat centrum. Een dakterras is leuk, maar zo interessant is de voorgenomen hoogte van het gebouw en de omgeving nu ook weer niet. Niet ver weg staat al een Euromast waar je van een nog veel mooier uitzicht kunt genieten. En restaurants zijn er in de omgeving bij bosjes, waarvan een flink deel gesloten wegens gebrek aan klandizie. Een beeldentuin kun je overal in het Museumpark aanleggen, daarvoor hoef je niet een hoog gebouw neer te zetten. Kortom: het publieksgedeelte van het Collectiegebouw is volgens het programma van eisen te beperkt om indruk te maken.Daarbij komt ook dat tentoonstellingsruimtes slechts een klein aantal uren toegankelijk zijn. Het moedermuseum is slechts 6 van de 24 uren per etmaal open. Wellicht dat het dakterras van het te bouwen Collectiegebouw langer open zal zijn, maar dat staat nergens en het is ook niet te verwachten dat dit terras een toplocatie wordt. Wat heeft de Rotterdammer daar te zoeken behalve de ingang van een restaurant waarin consumptie verplicht zal zijn? De vergelijking die vaak wordt gemaakt met het Museum aan de Stroom in Antwerpen lijkt wat opportunistisch. Het uitzicht daar is werkelijk spectaculair en het oude havengebied er omheen werkt een handje mee. Een uitzicht vanaf het dak van het Collectiegebouw in de verpleegkamers van het Sophia kinderziekenhuis is geen pre.
De 40%-normHet programma van eisen van het Collectiegebouw probeert de pijn van het in beginsel streng besloten karakter van een kunstdepot te verzachten door een belangrijk uitgangspunt te introduceren. Het programma zegt daarover het volgende:“Ofschoon bepaalde gebieden in het Collectiegebouw niet voor een algemeen publiek toegankelijk zullen zijn – zoals de goed beveiligde kluizen waar de gemeentelijke collectie en diverse andere kunstverzamelingen onder optimale omstandigheden bewaard worden – ervaart de bezoeker het pand niet als een ‘no go area’: hij doorkruist het gebouw via een verrassend parcours dat door het hele pand gaat, vanaf de plint tot aan het dak, waar zich een beeldentuin / terras bevindt. Onderweg komt hij in vrij toegankelijke publieksruimten (zoals een restaurant met terras, expositiezalen) en ziet hij ruimten die beperkt toegankelijk zijn (zoals ateliers waarin kunstwerken worden behandeld, depotopstellingen achter glas) en her en der gangen met zware kluisdeuren. Het toegankelijke gebied laat ook zien wat er in het gebouw achter de schermen plaatsvindt. Dit gebeurt enerzijds doordat het werken met de collecties live te volgen is, anderzijds doordat via projecties en andere multimediale voorzieningen getoond wordt wat ‘werken met kunst’ inhoudt.”
Het programma van eisen stelt vervolgens de volgende norm vast:“Van het gebouw is 20 % toegankelijk en 80 % alleen volgens strikte veiligheidsnormen begaanbaar. In de ervaring van de bezoeker ligt die verhouding op 40 – 60 %. Dat wat hij van die 40 % waarneemt, geeft hem inzicht in en maakt hem nieuwsgierig naar het deel waar hij geen toegang toe heeft. Het gebouw is in feite een belofte, anoniem en openbaar tegelijk.”
Dit is een inventieve reactie op mogelijke bezwaren tegen een te gesloten gebouw op deze plek. Met deze 40%-norm kan tegemoet worden gekomen aan het bezwaar dat slechts een miniem deel van het Collectiegebouw zal bijdragen aan de verlevendiging van de stad. De illusie van twintig procent meer in de ervaring van de bezoeker moet wel de beperkte publieksomvang van het Collectiegebouw compenseren. De 40%- norm vereist nogal wat van de ontwerpers van het gebouw. Maar ook van de exploitant. Die moet zorgen voor de vereiste levendigheid voor de bezoekers, voor het publiek dat zijn weg zoekt door het pand. En dat niet alleen op de dag van de opening van het nieuwe gebouw, maar dag in dag uit gedurende het gehele bestaan van het Collectiegebouw. Dat is een behoorlijke inspanningsverplichting.Rotterdamse musea hebben niet een geweldige geschiedenis als het gaat om toegankelijkheid. Het Maritiem Museum Rotterdam aan het Churchillplein is ontworpen met het idee van een open depot. Dat depot is de gesloten doos bovenop de tentoonstellingszalen, de derde verdieping. Het open depot is na de opening van het nieuwe gebouw slechts zeer kort voor publiek toegankelijk geweest. Museum Boijmans Van Beuningen heeft een tijdje een dependance gehad in het gebouw van Nationale Nederlanden aan het Weena, ook al zo’n straat die wel een publieksfunctie kon gebruiken. Al weer heel lang gesloten. Het Wereldmuseum beloofde na de verbouwing iedere avond tot 22.00 uur open te blijven, een maatregel die snel werd afgeschaft. Dit museum is nu tot 17.30 uur open. En dan is er natuurlijk nog het opgetilde, geheel gesloten depotgebouw van Het Nieuwe Instituut dat de curve van de Rochussenstraat volgt. Ook al niet publiekstoegankelijk en geen bijdrage aan de levendigheid van de binnenstad, ondanks het fraaie kunstwerk van Peter Struycken onder de arcade.
BezuinigingenEen regime van publiekstoegang dat afhankelijk is van de exploitatiemiddelen van een museum is uiterst kwetsbaar in tijden van bezuiniging. Bezuinigingsopdrachten van de gemeente worden al snel vertaald in beperkingen aan de toegankelijkheid van museale gebouwen. Beveiligingsposten en suppoostenbanen zijn kostbaar en organisatorisch relatief gemakkelijk weg te bezuinigen. De gemeenteraad neemt die voorstellen over het algemeen kritiekloos over, blij dat hij niet zelf hoeft na te denken en af te wegen. Er zal structureel een forse prijs betaald moeten worden om van dit depotgebouw een waarachtig publieksgebouw te maken en dat zo te houden. Een publieksgebouw dat meer kan zijn dan een café met uitzicht op een inmiddels volgebouwd stadspark en enkele ziekenzalen.
Als de gemeente Rotterdam meent 35 miljoen euro te moeten investeren in een Collectiegebouw met als reden dat dit goed is voor het Museumpark, voor de uitstraling en levendigheid van het gebied, dan dient de in het programma vastgelegde norm van 40% spijkerhard te zijn. Dus: niet afhankelijk van het wel of niet beschikbaar zijn van middelen voor beveiliging en toezicht, maar structureel, ingebouwd in het bouwkundige karakter van het gebouw en met een juridisch bindend regime van openbaarheid. Als garantiebewijs voor de samenleving zou deze beloofde toegankelijkheid van 40% in steen gebeiteld aan de buitenzijde van het gebouw aangebracht moeten worden en daar tijdens de volle looptijd van de veertigjarige afschrijvingsperiode niet meer verwijderd mogen worden. De benepen 900 m2 tentoonstellingsfunctie zou aanmerkelijk vergroot moeten worden. Dit is een ondermaatse uitbreiding van het aanbod aan expositieruimte in Rotterdam in relatie tot de forse investering. Men zou eerder denken aan twee tot drie keer zoveel exporuimte verdeeld over twee of meer verdiepingen, waarbij de begane grond gebruikt zou kunnen worden om tentoonstellingen te maken met een effectieve uitstraling naar de straat.
De Verre BergenOpvallend is nog de ruimtelijke claim die medefinancier De Verre Bergen heeft ingediend. Volgens het programma van eisen krijgt De Verre Bergen zelf een ruimte van 450 m2 als depot. Daarnaast krijgt de stichting een multi purpose ruimte van 1.200 m2 netto, met als mogelijk functies: kantoor, expositie, verblijf, bijeenkomst. “Het betreft hier een eigen plek voor de St. De Verre Bergen binnen het Collectiegebouw. Het betreft een kwalitatief hoogwaardige ruimte met veel privacy op een prominente plek in het gebouw, bij voorkeur op de bovenste verdieping.” Aldus het programma dat verder het besloten karakter van deze ruimte benadrukt. Zelfs het Hoofd Bedrijfshulpverlening van het museum mag er niet binnenkomen, dus hopelijk heeft De Verre Bergen eigen bhv’ers in huis om de privacy te waarborgen.
ConclusieVan mij mag het Collectiegebouw best gebouwd worden, ook in het Museumpark. Graag zelfs, maar dan wel goed. Niet een benepen 900 m2 expo op een totaal van 11.000 nuttige vierkante meters (kleiner dan de privé vertrekken van de sponsor.) Niet een handjevol onduidelijke publieksfuncties zoals een ontvangst- en educatieve ruimte en een dakterras met beeldentuin waarvan niet helder is hoe vaak en welk deel van het etmaal die voor het publiek toegankelijk zullen zijn. Ik pleit voor een Collectiegebouw dat een serieuze en niet weg te bezuinigen bijdrage aan de levendigheid van het stadscentrum biedt, twenty-four seven. Een Collectiegebouw waarin een museumstaf en particuliere verzamelaars ruimhartige tentoonstellingen brengen in de beste traditie van Museum Boijmans Van Beuningen en van de Nederlandse kunstverzamelaars.
De veel te kleine beeldentuin die op het dak van het Collectiegebouw is gedacht zou elders in het park beter kunnen worden aangelegd. Geef Boijmans Van Beuningen de beschikking over het gehele Rosarium, het park direct achter het museumgebouw (in de museumtuin staan al enkele goede beelden). Het Rosarium heeft de laatste jaren zichtbaar te leiden onder gebrek aan middelen bij de het Groenbeheer van de gemeente; alle speelse vormen aan beplanting zijn daar inmiddels weg. Laat Boijmans daar eens een echt goed beeldenpark van maken. En realiseer in het nieuwe Collectiegebouw daadwerkelijk 20% publieksruimte door daarin tussen de 2000 en 2500 m2 tentoonstellingsruimte te realiseren. Dan doe je wat als stad, dan maak je tenminste een groot gebaar. Dan toon je ambitie. —HB