De ruim tachtig deelnemende galeries hadden de wanden van hun ruimte volgehangen. Dat aantal was voor de bezoeker een overzienbare hoeveelheid. De overdaad van honderddertig deelnemers waarmee de beurs in 2018 pronkte bleek gelukkig een incident. En er was een stukje vernieuwing. Immers, een kunstbeurs is uit een oogpunt van presentatie in principe nogal saai: een verzameling witgeschilderde hokjes met houten wanden die vol kunst hangen, vaak ook met sokkels voor objecten en het onvermijdelijk tafeltje met stoelen voor de handelaren, wat flessen wijn en glazen eronder om het zakendoen te smeren. Enige afwisseling voor het oog is dus nodig. Ieder jaar iets nieuws, dat is de lijn.
Een eerdere innovatie op de beurs Art Rotterdam, een speciale presentatie van videokunst op grote schermen in een aparte, donkere zaal, bleek nu geheel verdwenen. Er zijn op de beurs nauwelijks nog galeries die iets met video doen. In plaats daarvan was er dit jaar veel ruimte gereserveerd voor een ‘museale’ opstelling van sculpturen. Dat gaf lucht in de ruimtelijke ordening van de beursvloer en betere zichtlijnen. Het sculpture park kende ook een buitenafdeling: voor de Van Nelle stonden een groot aantal beelden opgesteld. Het sculpture park in combinatie met de strakke presentatie van de vier genomineerden voor de NN Art Award zorgde voor een ruime plek met een meer museale uitstraling op de beursvloer. Met de presentatie van beelden blijft de beurs waarschijnlijk dichter bij haar publiek dan met videokunst. Video is immers meer verwant aan film en vraagt een andere vorm van aandacht dan een stilstaand object. Alhoewel… In een persbericht kort na de beurs van 2020 (en vlak voordat ‘corona’ uitbrak) meldt de directeur: “Vooral de vernieuwde citizenM Projections werd zeer gewaardeerd door de bezoekers en had ook goede verkoopresultaten.” Het is niet duidelijk waarom op de eerste reguliere beurs na ‘corona’ de aandacht voor videokunst eensklaps verdwenen is.
Op de beursvloer van Art Rotterdam stonden dit jaar zeven Rotterdamse galeries. De afgelopen jaren waren dat er ook zeven of acht; de omvang van de groep blijft redelijk constant, maar de samenstelling veranderde de laatste jaren wel. Opvallend is de snelle opkomst van Roof-A, een galerie (aan het Westplein) die al kort na haar opening mee mocht doen aan Art Rotterdam. De afgelopen jaren vertrokken of sloten Rotterdamse galeries zoals Cinnamon, Galerie Rianne Groen, Cokkie Snoei, Wilfried Lenz, WTC Art Gallery en RAM/Berry Koedam Dat is voor de Rotterdamse (en Nederlandse) kunstenaars niet voordelig. Er zijn wat nieuwkomers, maar het blijft een moeilijk vak, kunst verkopen. Gelukkig bleef de Rotterdamse aanwezigheid op de beursvloer in omvang op peil.
Prospects
Voor de elfde keer organiseerde het Mondriaan Fonds de tentoonstelling Prospects in de Van Nelle, een presentatie die toegankelijk is via de beurs. Dit jaar ging het om drieënzeventig kunstenaars die recent een bijdrage kregen op grond van de regeling Kunstenaar Start. Die regeling van het Mondriaan Fonds, een fonds van de rijksoverheid, is bedoeld voor kunstenaars die tussen de één en vier jaar professioneel bezig zijn. Toekenning uit dit fonds is voor een beginnend kunstenaar een eerste erkenning van de professionaliteit. Voor de deelnemende kunstenaars is het vaak de eerste keer dat ze voor zo’n groot publiek worden getoond en ook dat is een leerrijke ervaring. De presentatie is in eerste instantie bedoeld om de zichtbaarheid van jonge kunstenaars te vergroten in het professionele veld van musea, galeries, presentatieplekken, bedrijfscollecties en grote verzamelaars. De kunstenaar heeft direct contact met mensen uit dit professionele veld en een aankoop door een bekende verzamelaar of bedrijfscollectie maakt verschil. Maar Prospects is ook interessant voor het grote publiek; het toont wat jonge kunstenaars nu maken en geeft daarmee een beeld van de kunst ‘die er aan zit te komen’. Een goede aanvulling op de vaak meer gevestigde kunst van de galerieën.
Prospects is ook dit jaar weer zorgvuldig, ruimtelijk ingericht en goed gecureerd en biedt daardoor een museale sfeer. Sculpture Park, NN Award en Prospects tezamen zorgen voor een mooi evenwicht met de op handel gerichte beursvloer. Mij valt op, dat namen van deelnemende kunstenaars van Prospects in latere jaren opduiken in het circuit van galeries, musea en kunstpresentatieplekken. Prospects lijkt daarmee doeltreffend, de tentoonstelling ondersteunt jonge kunstenaars door ze een zichtbaar podium te geven en daarmee hun carrière te ondersteunen. Mooi dat het Mondriaan Fonds dit doet, want daarmee wordt de regeling Kunstenaar Start effectiever en dat is wat we van overheidsbeleid verwachten. Overigens bleken twee van de vier genomineerden voor de NN Award uit Prospects te komen. Ook geen slechte aanbeveling voor een startende kunstenaar.
Object en Photo Rotterdam
De beurs Object is in veel opzichten de tegenhanger van Art Rotterdam. Object, nu de elfde editie, vindt al enkele jaren plaats in het nog steeds leegstaande HAKA-gebouw aan de Vierhavenstraat, een pand dat met zijn open verdiepingen in ruw beton een neutrale omgeving biedt voor allerhande designobjecten. De zeven beursvloeren in het HAKA-pand zijn niet met schotten dichtgetimmerd en afwisselend en losjes ingericht. Bestaat Art Rotterdam uit een door de beursorganisatie geselecteerde groep galeries die zelf kunstenaars naar eigen voorkeur tonen, op de beurs Object zijn alle deelnemende kunstenaars/designers hoogstpersoonlijk door beursorganisator Anne van der Zwaag uitgekozen. Zij biedt veel ruimte aan beginnende vormgevers, soms zelfs aan kunstenaars die nog moeten afstuderen. Jonge kunstenaars krijgen korting op hun beursbijdrage. Het is een laagdrempelige beurs, waar niet uitsluitend commerciële motieven een rol spelen. Object toont een grote variatie aan stijlen, type objecten, jong en oud, en het publiek kan met de altijd aanwezige ontwerpers direct in gesprek over hun werk. Van der Zwaag noemt haar deelnemers een familie “en die familie wordt groter en ik groei met ze mee”. Dat familiegevoel maakt deze beurs wel bijzonder.
Voor de tweede maal vond de fotobeurs Photo Rotterdam plaats op het Willemsplein, waar een klein dorpje met containers was gebouwd. Hoewel, een dorpje? Vorig jaar stonden er bijna honderd, nu was het aantal met een derde teruggebracht. Dat aantal was voor de bezoeker iets beter te behappen. Ook hier overwegend jonge kunstenaars, afkomstig uit verschillende landen, die vaak zelf aanwezig waren. Het aanbod op Photo Rotterdam is heel pluriform, bijna alle stromingen in de fotografie komen langs. Kwalitatief heeft de organisatie van deze beurs de lat hoog gelegd, maar de prijzen blijven heel redelijk.
Met de verhuizing vorig jaar van Photo Rotterdam van het Deliplein naar het Willemsplein en met die van de beurs Haute Photographie van de Wilhelminapier naar het M4H-gebied, is Rotterdam-Zuid nu bijna helemaal uit de kunstweek weggevallen. Er was nog wel een tentoonstelling in een leegstaande kantoorverdieping op de Wilhelminapier, maar Zuid is tijdens de art week zo goed als verlaten. De sterke photography hub op de Kop van Zuid is verdwenen. Dat is vooral vreemd in een jaar waarin Rotterdam Festivals zoveel mogelijk evenementen op Zuid wil concentreren, in het kader van Zomer op Zuid. Beeldende kunst, design en fotografie blijven zich vooral rondom de Van Nelle, M4H en stadscentrum concentreren. De trek tijdens de art week is eerder richting West dan richting Zuid.
Pop up
In Rotterdam wonen en werken een tweeduizend professionele beeldend kunstenaars. Daarvan worden er enkele handen vol getoond op de beurs. Ook galeries moeten scherpe keuzes maken wie ze uit hun ‘stal’ op de beurs laten zien. Kunstenaars en galeries die niet op de beurs staan zoeken altijd wel naar mogelijkheden om gedurende de beursdagen toch werk te presenteren, in de hoop dat beursbezoekers uit de Van Nelle ook willen afdwalen, de stad in. Zo ontstond de afgelopen decennia een ‘art week’, een cluster van activiteiten met de beurs Art Rotterdam als trekker, een ‘festival’ van beeldende kunst, design en fotografie op veel verschillende plekken in de stad.
Waarom niet een tweede beurs georganiseerd? Galeriehouder Bob Smit organiseerde enkele jaren een alternatieve beurs, in de Cruiseterminal en later zelfs in het WTC. Ook de beurs Qade stond een paar jaar in de Cruiseterminal. Maar het organiseren van een sterke tweede beurs op een goede plek in de stad is financieel niet vol te houden. De huren zijn hoog en de omzet is matig. Art Rotterdam in de Van Nelle is dominant. Het gevolg: een stortvloed van goedkope pop up locaties, veelal gerund door kunstenaars zelf. Voor het festivalkarakter van de art week is dat overigens wel zo aantrekkelijk. Leegstaande kantoorruimten kunnen nog wel eens tegen gunstige voorwaarden enkele dagen in gebruik worden genomen. Dit jaar was er bijvoorbeeld een lekker ruwe hoge kantoorverdieping met fraai uitzicht op het centrum van de stad in een pand aan de Hennekijnstraat. Daar toonden bekende en minder bekende kunstenaars hun werk in een zorgvuldig gearrangeerde setting, een tentoonstelling georganiseerd door Stinkhond (een organisatie die ook betrokken is bij het Huis van de Fotografie aan de Westersingel; ook dat Huis is een trouwe participant in de art week).
Zo’n honderdvijftig Rotterdamse kunstenaars toonden werk op de begane grond van een leegstaand kantoor van het STC op de Wilhelminapier. De organisatie hier lag in handen van enkele lokale kunstenaarsverenigingen zoals Karmijn, Werklicht en about A woman; organisaties die wel vaker opduiken tijdens een art week. Het was daar op de Wilhelminapier te veel en te vol, maar als je daar geen last van had ook een vrolijke chaos.
De nog jonge organisatie Unity in Diversity presenteerde zich dit jaar in de Citrusveiling in het M4H-gebied (vorige jaar vlak daarnaast in Weelde) met een groot aanbod van (toegepaste) kunst en fotografie, waar wat mij betreft vooral de deelnemende fotografen in positieve zin opvielen. Hier vonden we waarschijnlijk de laagste prijzen voor kunstwerken tijdens de art week. Het onderscheid tussen professionele en vrijetijdskunstenaars was hier en op de Wilhelminapier niet meer te maken. En dat bedoel ik positief: Het karakter van de art week als festival kenmerkt zich door de breedte van het aanbod. Juist het samenbrengen van topkunst (in de Van Nelle) en een brede basis van uiteenlopende lokale professionele en vrijetijdskunstenaars op pop up locaties is karakteristiek voor de Art Rotterdam Week. Daarin wijkt dit festival wel af van andere kunstfestivals in Rotterdam die meestal veel selectiever zijn, de grenzen van ‘professionaliteit’ bewaken en sterke artistieke lijnen uitzetten.
Brutus en WORM
Al een paar jaar maakt de organisatie The New Current tijdens de art week een opvallende tentoonstelling van duidelijk wel professionele kunstenaars in een leegstaand gebouw. Enkele keren was The New Current te zien in een parkeergarage in de Spaanse Polder, vorig jaar in een leegstand gebouw in het kantorenwijkje Brainpark ten oosten van de universiteitscampus Woudestein, dat met zijn lage verdiepingshoogte en typische kantoorindeling niet zo ideaal bleek voor de vaak grote ruimtelijke installaties die The New Current toont. Dit jaar was de situatie veel beter: een bijzonder consistente verzameling kunstwerken, vaak heel ruimtelijk, van jonge internationale kunstenaars stond mooi neergezet in de ruwe ruimten van Brutus. Daar voegde Brutus zelf met het Brutus Lab, de tentoonstelling Wo-Man Cave en werk van Charlotte Schleiffert nog een en ander aan toe. Voor de dit soort kwaliteitstentoonstellingen fiets je met genoegen naar de Keileweg.
Maar toch… In 2020 organiseerde Brutus (toen nog onder de naam AVL Mundo) een tentoonstelling van performancekunst, The Performance Show. Interessante werken van kunstenaars uit de stal van verschillende Nederlandse galeries, life performances die elkaar in de goed ingerichte zalen van Brutus in een strak rooster opvolgden. Performancekunst is, vooral onder jonge kunstenaars en in jonge kunstenaarsinitiatieven, een veel gehanteerde kunstdiscipline. Jammer dat het tijdens de art week bij een eenmalig initiatief is gebleven.
Dan is er nog de kunstdiscipline tec art. TEC ART is de naam van een tentoonstelling, georganiseerd door Planetart uit Enschede, die tijdens de art week al jaren in WORM plaatsvindt. “Technology meets art. Groudbreaking, raw and always socially critical.” Zo omschrijft het evenement zichzelf en op de tentoonstellingsvloer zien we inderdaad veel techniek: beeldschermen, projectoren, geluidsinstallaties, 3D-soft en hard ware, kabels en stekkerdozen. Daarom viel op TEC ART het werk van één kunstenaar mij bijzonder op. Ka Ying Charlotte Chung toonde er haar Museum of Recycled Cassette Machines. In alle rust zat de kunstenaar te werken achter enkele tafels waarop haar verzameling draagbare cassetterecorders lag. Met elke machine die ze probeerde te recyclen was de kunstenaar een persoonlijke relatie aangegaan. De brieven die ze aan elk apparaat had geschreven lagen voor ons ter inzage. Het werk toonde aandacht voor de kwaliteiten van deze inmiddels historisch geworden geluidsapparatuur, een interesse in het eigen karakter van tastbare ‘dingen’. Rust, concentratie en onverstoorbaarheid sprak uit dit werk, een mooi contrast met de kakafonie van beelden en geluiden om de kunstenaar heen.
Film als beeldende kunst
Videokunst bleek zo goed als verdwenen op Art Rotterdam, toch is er tijdens de art week wel aandacht voor film. De art week volgt immers direct op het IFFR en de ontmoeting van film en beelden de kunst wordt tijdens de kunstweek al jaren gethematiseerd. Het verkennen van de grens tussen beeldende kunst en film kan juist op dit moment in het jaar plaatsvinden. Sterk gebeurde dat deze keer met de presentatie van Sunshine State van de internationaal geroemde filmmaker en beeldend kunstenaar Steve McQueen, een meesterwerk en een van de weinige echt geëngageerde werken tijdens de art week. Het onderwerp van deze film is een gewelddadig racistisch incident dat de vader van de kunstenaar meemaakte in ‘sunshine state’ Florida. In een mooie presentatie in het Collectiegebouw zat het publiek op lange banken of liep in de grote zaal rond de schermen. Dat publiek werd zorgvuldig gedoseerd door een time slot en kon in alle rust en geconcentreerd het werk bekijken.
Die rust en concentratie heerste er niet in de hal van het Centraal Station waar de gemeente juist alle zitmeubilair had laten verwijderen. Voor de gebruikelijke filmpresentatie in die hal was de keuze gevallen op de film Æther (Poor Objects), een Engels gesproken, Engels ondertitelde en visueel complexe film van de Chinese Shuang Li. Een film die er door beeld en thematiek niet in slaagde de pas te vertragen van de tienduizenden passanten die daar dagelijks langskomen, al helemaal niet wanneer je niet even voor het scherm mag gaan zitten. Een onbegrijpelijke keuze voor een vertoning op deze altijd al moeilijke locatie.
Dan was ‘het cadeau’ van Galerie Ron Mandos (vroeger Rotterdam, nu Amsterdam) en de AkzoNobel Art Foundation veel aantrekkelijker: de film Perpetuum van schilder Jacco Olivier werd in de avonduren op de Euromast geprojecteerd. Een grappige keuze voor een projectie in de publieke ruimte. Aan de Glashaven bleek nog een restantje van het IFFR over te lopen in de art week: op drie schermen werd het werk Anubis Is Not a Dog getoond, over honden die serieuze dansjes doen met hun baasje. Een vrolijk makend werk over het fenomeen Dog Dance. Dat soort kleine verrassingen maken de art week aantrekkelijk.
Bonte wereld
Zoals gebruikelijk presenteerden vele culturele organisaties zich tijdens de kunstweek, musea, galeries, presentatieplekken. Meestal met het eigen reguliere tentoonstellingsprogramma, soms met iets speciaals voor de art week. Speciaal was deze keer wel de kunstpresentatie in de Doelen. Niet bepaald een gebouw dat zich makkelijk leent voor het tonen van beeldende kunst. In de grote hal op de begane grond waren grote houten wanden geplaatst waarop werk hing. Die wanden stonden lelijk in de architectuur van de hal en in de presentatie van meer dan dertig kunstenaars viel weinig lijn te ontdekken. Je zou het selectiecriterium wellicht kunnen classificeren als ‘urban’, maar dan nog was het aanbod breed en in vreemde combinaties gehangen. “Een bonte verzameling kunst waar de bezoeker in kan verdwalen”, meldde de website van dit evenement dan ook als belangrijkste toelichting en een naam van een curator ontbrak. Vreemd toch, zo’n willekeurige presentatie door zo’n ervaren kunstinstelling (sinds 1966) die meestal wel scherp en kwalitatief weet te programmeren.
Het aanbod van de art week telde al met al zo’n honderd onderdelen: beurzen, tentoonstellingen, tours, talks, open ateliers, afterparties, avondopenstellingen en dergelijke. En dat allemaal in vier dagen. Zoals dat hoort bij een goed festival kan de bezoeker slechts een beperkt deel van het aanbod afwerken. Maar anders dan bij andere kunstfestivals lijkt bij de art week een centrale regie, redactie, curator of programmeur te ontbreken. Er is geen onderling bindend thema of verhaal. De drempel om mee te mogen doen ligt laag. De gezamenlijkheid bestaat uitsluitend uit een website en ook daar wordt geen enkele poging ondernomen om een lijn uit te zetten. In vorige jaren liet Rotterdam Festivals nog bussen rijden tussen de hubs, maar die verbinding is nu ook verdwenen. Een evaluatie van de art week uit vorige jaren is niet te vinden. Is er eigenlijk iemand (bij Rotterdam Festivals bijvoorbeeld) die een beetje rondkijkt en nadenkt over ‘de formule van de art week’? De website van RF zwijgt er in alle talen over.
Anything goes
Misschien is het wel goed zo. Misschien is dit ‘anything goes’ wel karakteristiek voor de wereld van de beeldende kunst in Rotterdam (en in Nederland). Die wereld bestaat uit vele winkels en winkeltjes: musea, kunsthallen, galeries, presentatieplekken, atelierpresentaties en tijdelijke pop up locaties. Al die plekken worden veelal wel eigenzinnig en helder geprogrammeerd. Die hele scene wordt tijdens de art week een paar dagen in de schijnwerpers gezet. Daarna gaat iedereen weer onverstoorbaar zijn eigen weg, binnen het eigen winkeltje. Dat de art week geen lijn of formule of thema heeft, ik heb er niemand over horen klagen. Laten we de art week maar accepteren zoals die is, een bonte, rommelige afspiegeling van een bonte, rommelige kunstwereld.
De ongestuurde ontwikkeling van dit ‘anything goes’ heeft wel tot gevolg dat er nogal wat ontbreekt. Zoals een presentatie van performance kunst en een plek waar men geconcentreerd aandacht kan geven aan videokunst, twee kunstdisciplines die in musea en presentie-instellingen wereldwijd volop te zien zijn. Ook het alternatieve circuit van niet-museale kunstpodia en niet-commerciële organisaties ontbreekt geheel. Vorig jaar publiceerde het Mondriaan Fonds een kaart met 110 van dergelijke podia in Nederland, van Bierum in het uiterste noordoosten tot Groede in het uiterste zuidwesten van het land. Tot en met 2018 waren dergelijke podia tijdens de art week wel te zien in de Van Nelle, in een aparte presentatie onder de naam Intersections. Ook die presentatie is helaas verdwenen doordat de huren te hoog werden.
Beurs en kunstweek hebben zich zo te zien meer en meer verengd tot het tonen van relatief makkelijk verkoopbare kunst, tot kunst die je aan een haakje kunt hangen en eenvoudig aan de klant kunt meegeven. NRC constateerde, in een artikel over de beurs van dit jaar: “Naar geëngageerde kunst is het zoeken op de beursvloer.” Die conclusie geldt eigenlijk voor de hele art week. Als de beurs en de art week een feest zijn, dan wel een feest van slechts een deel van de kunstwereld, want geëngageerde kunst is elders wel zichtbaar. (Denk aan de Documenta 15 vorig jaar.) Je zou bijna gaan verlangen naar een sterke artistiek leider van de Art Rotterdam Week die voor wat meer evenwicht zorgt.