Recensie

'Beschouwingen over inclusiviteit, innovatie en interconnectiviteit'. RRKC 2019

Recensie 'Beschouwingen over inclusiviteit, innovatie en interconnectiviteit. Trends in de Rotterdamse cultuursector'. Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur, maart 2019
Door
Hugo Bongers
Oct 23, 2019

Eens in de vier jaar ontmoeten gesubsidieerde culturele instellingen en de gemeente elkaar over bijna de volle breedte van de cultuursector. Eens in de vier jaar stelt het gemeentebestuur een cultuurplan vast, de verdeling van bijna het gehele cultuurbudget van de gemeente voor de volgende vier jaar. Alleen beperkte budgetten voor incidentele subsidies, projecten en dergelijke blijven buiten deze verdeling. Zo rond de tachtig miljoen euro wordt verdeeld over ruim tachtig organisaties. Aan de voorbereiding van het verdelingsbesluit, de vaststelling van het cultuurplan, gaat een uitgebreide, grotendeels openbare en twee jaar durende procedure vooraf. Puntkomma gaat hierna in op de uitgangspunten voor de verdeling van het budget. Op dit moment zijn de culturele instellingen aan zet, zij formuleren hun aanvragen die op 1 februari 2020 bij de gemeente binnen moeten zijn. In november van dat jaar verdeelt de gemeenteraad het budget definitief.

Culturele staalkaart

Het is al decennia gebruikelijk dat het proces begint met een zelfbeschrijving door de cultuursector. In een zogenoemde Culturele staalkaart worden trends en ontwikkelingen zichtbaar gemaakt op het terrein van de verschillende kunstdisciplines, zoals theater, muziek, dans, film, architectuur, vormgeving en beeldende kunst. Ook musea en erfgoed, grotendeels niet op de ontwikkeling van kunst gericht, komen aan de orde. Zo’n analyse aan het begin van het cultuurplanproces is nuttig, het geeft inzicht in hoe de sector over zichzelf denkt, hoe die de sterke en zwakke punten formuleert. Daarmee kan het gemeentebestuur aan de slag en die doet dat door ‘uitgangspunten’ vast te stellen, centrale thema’s die mee worden meegegeven aan de organisaties voordat die het gewenste beleid voor de komende jaren formuleren.

Deze keer gaat het anders. De Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur, het adviesorgaan van de gemeente, zag af van zo’n analyse en beperkt zich tot enkele beschouwingen naar aanleiding van drie thema’s. Dat is jammer, om twee redenen. De sectoranalyses leverden weliswaar meestal een omvangrijk boekwerk op (die van 2007 bevat 215 pagina’s) en weinig mensen zullen zo’n boek van voor tot achter uitgelezen hebben. Maar de verzamelde analyses geven wel een goed inzicht in de ontwikkelingen van de verschillende sectoren over de laatste decennia kunst en cultuur in Rotterdam. Die traditie is nu onderbroken en dat beperkt de mogelijkheden tot continue geschiedschrijving. Het is ook om een tweede reden jammer. Het is nuttig om eerst aan de sector zelf te vragen wat er goed gaat en wat niet. Zo’n zelfbeschrijving en -analyse zorgen voor een vrij open begin van het proces, voor een voorop stellen van de eigen dynamiek van de sector. Het alternatief is immers dat een analyse van andere partijen, van buiten de cultuursector, het openingsbod bepaalt.

En dat gebeurt nu dan ook.  Het ‘trendrapport’ dat de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (hierna RRKC) onlangs opstelde kreeg de titel mee:  Beschouwingen over inclusiviteit, innovatie en interconnectiviteit. Dat zijn drie  bestuurlijke thema’s. Belangrijke thema’s, zeker wel, maar door anderen bedacht, niet door de cultuursector zelf. Interconnectiviteit als thema komt bijvoorbeeld uit een rapport uit 2017 van een club met de fraaie naam International Advisory Board extra (IABx). Het thema innovatie wordt heel breed gekoppeld aan de ontwikkeling van de creatieve industrie in Rotterdam, een economische sector die aanmerkelijk veel breder is dan die van de sector kunst en cultuur, zeker van het gesubsidieerde deel daarvan. Deze aanpak levert interessante beschouwingen op over de plaats van de cultuur in brede maatschappelijke ontwikkelingen. Maar wat de gesubsidieerde culturele organisaties zelf momenteel relevant vinden is niet zo duidelijk. Onder de vele onderzoekingen en adviezen die in het trendrapport worden genoemd komt slechts één vrij beknopt document uit de sector zelf, het advies Cultuur draagt de stad in transitie van het Directeurenoverleg van de grotere culturele instellingen.

Inclusiviteit

We lopen de drie thema’s van het trendrapport langs, want ze leveren interessante inzichten op. Bij het thema ‘inclusiviteit’ gaat het om ‘het er als vanzelfsprekend bij horen’ van alle groepen in de stad. De RRKC kiest hier niet voor de brede invalshoek die gebruikelijk is als het over diversiteit gaat (de gebruikelijke term voordat inclusiviteit in de mode kwam) maar maakt een scherpe en verrassende keus: Inclusiviteit wordt in het trendrapport gekoppeld aan wensen en behoeften van mbo’ers. De aanbevelingen komen voort uit een dialoog met studenten van de mbo-opleiding Albeda College, met name van de richtingen economie & ondernemen, theater, muziek en dans. De behoeften van deze vier groepen verschillen, maar er zijn ook veel overeenkomsten in de wijze waarop ze cultuur in Rotterdam waarnemen, in hun behoeften aan kunst en cultuur, in hun smaakvoorkeuren.

De keuze voor mbo’ers is een sterk punt in het trendrapport. Er is in de Rotterdamse culturele wereld normaliter veel aandacht voor hbo-studenten. Die groep wordt echter al vrij snel na aanvang van de studie gestuurd in de richting van de Engels sprekende, internationaal georiënteerde, op experiment en vernieuwing gerichte gesloten bubbel van de kunstwereld. Mbo’ers staan dichter bij de Rotterdamse samenleving, spreken meer ‘de taal van het volk’ zou je kunnen zeggen. Er lijkt in de kunstwereld dedain te bestaan voor mbo’ers, naar die groep wordt slecht geluisterd. Dat is onverstandig, want anders dan hbo-studenten, grotendeels import, staat de mbo’er dichter bij de karakteristieke bewoner van de stad Rotterdam. En ze zijn met velen: er studeren 50.000 mbo’ers in Rotterdam. Voor een deel overigens ook import, maar dan uit de regio, niet uit het buitenland.

Uit de gesprekken met deze studenten blijkt toch vooral dat er overal kloven zijn die moeten worden gedicht, dat aansluitingsmogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van het vak ontbreken, dat informatie over subsidieregelingen en faciliteiten misschien wel beschikbaar is maar toch niet gevonden wordt. In het algemeen stralen deze studenten het gevoel uit niet begrepen te worden, niet serieus te worden genomen door de gevestigde kunstwereld. De RRKC wil de band tussen mbo’ers en de alumni van die opleidingen en de stad versterken, spreekt zelfs over de mogelijkheid voor Rotterdam om zich als mbo-stad te profileren. De divers samengestelde mbo-populatie is voor culturele instellingen van grote waarde “om beter aan te sluiten op de stad en zijn inwoners”. De adviesraad komt met een groot aantal voor de hand liggende maatregelen om dit te bereiken, maatregelen die vooral gaan over aansluiting tussen de opleiding en de arbeidsmarkt, over informatie en bemiddelaars, over presentatieplekken en podia.

Innovatie

Terwijl het hoofdstuk over inclusiviteit dicht aankruipt tegen een openhartig sprekende en nauw omschreven groep jongeren kiest het hoofdstuk over innovatie voor een helicopterblik over de stad. Hier gaat het over de creatieve industrie in Rotterdam, een begrip dat aanzienlijk breder is dan de cultuursector alleen en zeker van het gesubsidieerde deel daarvan. De centrale vragen die dit hoofdstuk wil beantwoorden zijn: hoe vinden innovaties plaats op de Rotterdamse werkvloer van de creatieve industrie, welke trends zijn daarin te onderscheiden, hoe vindt waarde-creatie plaats en wat is er qua voorwaarden en faciliteiten nodig om innovaties succesvol te maken?

Waarom zijn deze vragen relevant voor de stad Rotterdam en wat doen die in een trendrapport over kunst en cultuur? Wat blijkt? De sector creatieve industrie heeft veel groeipotentieel. Na een aanmerkelijke achteruitgang door overheidsbezuinigingen en een instortende bouwmarkt is de sector in Rotterdam sinds enkele jaren weer aan het groeien: “De bijdrage van de creatieve industrie aan de Rotterdamse en regionale economie groeit sterk. 4,2 procent van de werkgelegenheid in Rotterdam wordt gerealiseerd in de creatieve sector, een groei van dertig procent sinds 2012. In de creatieve industrie werden driemaal zoveel bedrijven gestart als in het maritieme cluster, het belangrijkste cluster in Rotterdam. Deze nieuwe bedrijven creëerden ook meer werkgelegenheid dan het maritieme cluster.” (Trendrapport pag. 37)

Dit hoofdstuk heeft een sterk economische invalshoek en dat is prima, want kunstenaar en vormgever zijn naast veel meer ook ondernemer. Wie bang is voor begrippen als opschalen, ketengericht denken en businessmodellen, wie als het over kunst en design gaat bij voorkeur wil spreken in termen van schoonheid, autonomie en authenticiteit, die moet dit hoofdstuk vooral ongelezen laten. Dit gaat over de rol die kunstenaars en vormgevers kunnen spelen in de sociale en economische ontwikkeling van de stad. In zesentwintig pagina’s worden deze beroepsbeoefenaren serieus genomen in hun rol als innovatief ondernemer.

Het hoofdstuk Innovatie sluit dan ook af met interessante beschouwingen en voorbeelden over de rol van kunstenaars en vormgevers op het vlak van innovatie. Zij kunnen de eenzijdige aandacht voor technologie in innovatieprocessen modereren met experimenten en nieuwe businessmodellen. Het rapport waarschuwt voor tendensen waarin voor hen minder plaatst is in de stad. Letterlijk, door ontwikkelingen op de vastgoedmarkt, het gemeentelijk beleid om (potentiele) ruimte voor creatieve ondernemers te verkopen, door het strakke keurslijf waarin woningcorporaties worden gedwongen.

Interconnectiviteit

Eind 2017 adviseerde een internationale adviescommissie, de International Advisory Board (IABx), het gemeentebestuur van Rotterdam om kunst en cultuur een prominentere plek te geven in de ontwikkeling van de stad. De internationale positie van Rotterdam kan volgens deze commissie worden versterkt door het belang van kunst en cultuur meer zichtbaar te maken en de ‘interconnectiviteit’ tussen het culturele veld en economie, stedelijke ontwikkeling en het sociaal domein te versterken. Interconnectiviteit is dan ook het derde thema dat de RRKC aan de orde stelt. De meest kernachtige omschrijving van interconnectiviteit is volgens de Raad: toegevoegde waarde maken door samenwerking.

Ook dit hoofdstuk is breed, maar meer toegespitst op de cultuursector dan dat over innovatie. De RRKC merkt op, dat individuele kunstenaars over het algemeen tot samenwerking met andere sectoren bereid en in staat zijn. Kunstenaars komen vaak van buiten stad en land naar Rotterdam en vinden in hun werkveld vele partijen met wie ze samenwerken. Moeilijker ligt het met culturele instellingen die vaak vastgeroest zijn in hun rol en moeizaam samenwerkingsverbanden aangaan. Toch schets de adviesraad een aantal instellingen en clubjes die een voorbeeld kunnen zijn voor een goede vorm van interconnectiviteit tussen cultuur en andere sectoren, zoals de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, de stadslabs, WORM, Witte de With, Operadagen, Afrikaanderwijk Coöperatie en Time Window.

Tegenspraak

Het advies Beschouwingen over inclusiviteit, innovatie en interconnectiviteit heeft een aantal sterke punten. Het neemt kunst en cultuur serieus in hun verbindingen met andere sectoren van de samenleving. Het haalt kunst en cultuur nog meer uit een (vermeend) isolement en plaats ze vol in de dynamiek van sociale en economische ontwikkelingen. In het advies worden de positieve externe effecten van kunst en cultuur prima onder woorden gebracht, hun bijdrage aan economie, welzijn, sociale cohesie en dergelijke met verve beschreven. Maar kunst kan ook schrijnen, tegenspraak leveren, ongemakkelijk voor een samenleving zijn. Cultuur kan ook tegencultuur zijn of het slagveld zijn van cultural wars. Kunst en cultuur hebben naast hun dienstbaarheid aan andere sectoren in de samenleving ook een eigen, zelfstandige, interne dynamiek. Die komt in dit advies niet aan de orde. Daarom is het advies te eenzijdig, kiest het voor een bestuurlijke invalshoek, is geschreven vanuit het blikveld van de bestuurder. Wat vindt de Rotterdamse kunstenaar zelf van haar werk? Wat wil de culturele instelling zelf voor de stad betekenen? Welke trends nemen kunstenaar en instelling in hun eigen blikveld waar?

Misschien vind je dit ook leuk